Na de succesvolle invasie van Koeweit door het Iraakse leger in augustus 1990 werd onder leiding van de Verenigde Staten een coalitie opgericht om te voorkomen dat de Iraakse president Saddam Hoessein zijn expansiedrift verder op zijn buurlanden zou kunnen botvieren. Er werd in eerste instantie geprobeerd Hoessein met diplomatieke middelen te bewegen zijn troepen uit Koeweit terug te trekken, maar hem werd ook duidelijk te verstaan gegeven dat, als hij zijn troepen niet terugtrok uit Koeweit, een militaire interventie tot de mogelijkheden zou behoren. Ondanks de dreiging, weigerde Saddam gehoor te geven aan de oproep van de internationale gemeenschap om zich uit Koeweit terug te trekken en op 17 januari 1991 startte de coalitie een luchtoffensief.[1] De coalitie had twee doelen voor ogen. In de eerste plaats moest Saudi-Arabië verdedigd worden tegen verdere Iraakse expansie (Operatie Desert Shield) en ten tweede moesten de Iraakse troepen uit Koeweit worden gejaagd (Operatie Desert Storm). De luchtaanvallen waren er in eerste instantie op gericht om luchtoverwicht te krijgen, om daarna ongehinderd strategische doelen te kunnen bombarderen.
De bombardementen verliepen succesvol en de mogelijkheden van Saddam Hoessein om weerstand te kunnen bieden tegen de acties van de coalitie namen met de dag af. Hoessein moest dus iets doen om ervoor te zorgen dat de oorlog alsnog in zijn voordeel werd beslist. Hij wilde de coalitie tot een grondoorlog uitlokken. Tegen de bombardementen konden de Irakezen weinig doen, maar Irak beschikte over een groot grondleger en Saddam hoopte dat hij zijn tegenstanders op het land een nederlaag toe kon brengen. Mocht het niet lukken om de coalitie een beslissende nederlaag toe te brengen, dan hoopte Saddam dat er veel slachtoffers vielen aan geallieerde zijde, of dat er veel krijgsgevangenen werden genomen. Hiermee hoopte hij dat de wil van het Amerikaanse volk om verder te vechten zou worden gebroken.[2] In eerste instantie probeerde Saddam Hoessein een grondconflict uit te lokken door olievelden in brand te steken, maar toen dat niet leek te werken besloot hij Saudi-Arabië vanuit Koeweit binnen te vallen. Als doel koos Saddam het kustplaatsje Ras’ al-Khafji, ook wel kortweg al-Khafji of Khafji genoemd, dat op zo’n 10 kilometer van de Koeweiti grens in Saudi-Arabië ligt.[3] De operatie zou uitgevoerd moeten worden door gemechaniseerde infanterie- en pantsereenheden. In het westen zou, als afleidingsmanoeuvre, de 1e Mechanized Division van het IV Korps vanuit het bos van al-Wafra enkele observatieposten van de coalitie aanvallen. De 3e Armored Division en de 5e Mechanized Division van het III Korps zouden Khafji zelf aanvallen en de stad bezetten. Het was de bedoeling om Khafji weer te verlaten als de grondoorlog een feit zou zijn. Saddam had dan immers zijn doel bereikt en de eenheden moesten dan ergens anders ingezet worden.[4]
Langs de grens tussen Koeweit en Saudi-Arabië waren door de coalitie observatieposten (OP’s) opgericht. Deze OP’s werden bemand door verschillende speciale eenheden van de Verenigde Staten die nauwe contacten onderhielden met de Saudische troepen die verder van de grens gelegerd waren. Ook in Khafji zaten Amerikanen, en zij zouden dan ook de eersten zijn die de strijd moesten aanbinden met de Iraakse troepen.
De Slag bij Khafji
Ras’ al-Khafji ligt in Saudi-Arabië aan de Perzische Golf, ten zuiden van de grens met Koeweit. Ten westen en zuiden van de stad liggen zogeheten sabkhas, zoutmoerassen, in een verder overwegend woestijnachtig gebied. De 45.000 inwoners waren bij het starten van het luchtoffensief op 17 januari allemaal geëvacueerd en de stad was, op de aanwezige Amerikaanse mariniers na, een verlaten plaats.[5] Op zo’n 40 kilometer ten zuidenwesten van Khafji ligt al-Kibrit, waar een belangrijke bevoorradingspost van de mariniers was opgezet. 20 kilometer naar het zuiden ligt al-Mishab. Daar waren hoofdtroepen van de Saudische Nationale Garde (SANG) en de Ministry of Defense and Aviation (MODA), alsmede enkele Qatari eenheden gelegerd. De grens tussen Saudi-Arabië en Koeweit loopt vanaf de kust ongeveer 50 kilometer naar het westen en maakt daar een scherpe bocht naar het noorden, om vervolgens na wederom ongeveer vijftig kilometer met een scherpe bocht in westelijke richting af te buigen. Van de kust tot de tweede bocht is er als het ware sprake van een “L” met een voet, een hiel en een rug. Langs dit stuk lagen de OP’s van de Amerikanen, elk op ongeveer tien tot twintig kilometer van elkaar. Van oost naar west lagen, beginnend aan de kust ten noorden van Khafji, OP 8, OP 7, OP 2 en OP 1 tot aan de hiel. Deze werden ingenomen door eenheden van de 2nd Marine Division. Na de hiel lagen de OP’s 4, 5 en 6 van zuid naar noord, bezet door soldaten van de 1st Marine Division. De eenheden van de Saudi’s die niet in de omgeving van al-Mishab lagen, stonden op ongeveer 20 kilometer landinwaarts van de OP’s opgesteld.[6]
In de dagen voordat de eigenlijke aanval begon, werden er al beschietingen uitgevoerd op de stellingen van coalitie. Deze werden beantwoord met bombardementen door de Amerikaanse Air Force en artilleristen van de mariniers. Op 28 januari begonnen de Irakezen zich te groeperen langs de grens. Dit werd opgemerkt door de Amerikaanse verkenners in de OP’s, maar er werd geen actie ondernomen omdat het commando een Iraaks offensief onwaarschijnlijk achtte. In de avond van 29 januari vielen de Iraakse eenheden vanuit al-Wafra de OP’s 1 en 2 aan, als onderdeel van de afleidingsmanoeuvre. Dit was succesvol want de Amerikanen dirigeerden alle beschikbare luchteenheden naar die sector. Ze dachten dat de bevoorradingsbasis bij al-Kibrit aangevallen werd. Ook reserve-eenheden werden naar Kibrit gestuurd, maar tot een echte confrontatie kwam het niet.[7] Naar het noorden bij OP 4 en OP 6 werd wel hevig gevochten. De mariniers werden daar in eerste instantie verdreven van hun observatiepost, maar de luchtmacht zorgde ervoor dat de Irakezen hun aanval staakten en zich terugtrokken.[8]
Niettemin waren de Irakezen in hun opzet geslaagd. Na enkele inleidende bombardementen op OP 7 wisten ze praktisch ongemerkt en ongehinderd de grens over te komen en Khafji binnen te dringen.[9] De Amerikaanse mariniers werden overvallen, konden geen weerstand bieden en moesten zich terugtrekken. De meesten slaagden erin via de sabkhas al-Mishab te bereiken, maar enkelen werden gedwongen zich in Khafji zelf schuil te houden. Op veel luchtsteun hoefden zij niet te rekenen, want die was bijna volledig aan de strijd in het westen toebedeeld. Toch konden de mariniers wel een rol van betekenis vervullen. Ze waren goed op de hoogte van de Iraakse posities in de stad en konden Central Command op de hoogte houden van de bewegingen van de Irakezen. Khafji werd vrijwel zonder slag of stoot ingenomen, wat een succes voor de Irakezen betekende. [10]
De Saudische koning was woedend en eiste dat Khafji zo snel mogelijk werd heroverd. De Amerikanen zagen de verzameling van Iraakse troepen rondom en in Khafji als een uitgelezen kans deze uit te schakelen en wilden hen aanvallen, voordat ze zich konden terugtrekken in Koeweit. Er werd snel een plan bedacht om de aanval in te zetten. De Saudis wilden de Irakezen zelf, zij het gesteund door de Qatari, uit Khafji verjagen. Het plan was om de Iraakse communicatielijn ten noorden van Khafji af te snijden en de Irakezen vervolgens tot de overgave te dwingen. Het 5th Battalion 2nd SANG kreeg de taak om, ondersteund door de 8th MODA Brigade, de kustweg ten noorden van Khafji in te nemen en de benadering van Khafji zelf vanuit het zuiden was de taak van de Qatari brigade en het 7th Battalion 2nd SANG. Ondanks dat de Saudi’s de aanval voornamelijk zelf wilden uitvoeren, werden zij toch gesteund door de Amerikaanse artillerie en de - inmiddels voor Khafji vrijgemaakte - Air Force. [11]
In de ochtend van 30 januari vielen de Saudische troepen Khafji en de kustweg aan. In het noorden slaagde de operatie, maar de aanval op Khafji zelf mislukte. De voorbereiding van de Saudi’s liet te wensen over en de aanval werd ongecoördineerd uitgevoerd. Ze schoten in het wilde weg en met alles wat ze hadden. De Irakezen probeerden in het noorden versterkingen naar de stad te sturen, maar deze werden opgevangen door de eenheden van het 5th Battalion. Na een kort maar hevig gevecht gaven de Iraakse soldaten zich in groten getale over. De luchtaanvallen op de troepen in Khafji werden in de loop van 30 januari steeds heviger en de Iraakse bevelhebber aldaar, generaal Salah Aboud, vroeg zelfs toestemming om zich terug te mogen trekken.[12]
In de ochtend van 31 januari bombardeerden Amerikaanse artillerie de Iraakse posities in Khafji. De Saudische troepen waren op dat moment bezig met de voorbereiding van een tweede poging om Khafji te heroveren. Ditmaal werd de voorbereiding wel serieus genomen en - gesteund door Amerikaanse Cobra helikopters en Harrier vliegtuigen -vielen ze Khafji opnieuw aan. De Iraakse troepen in Khafji beseften steeds meer dat ze er alleen voor stonden en dat hun positie kansloos was. Niettemin bleven ze weerstand bieden tegen de aanvallen van de Saudis en de Qatari.[13] De gevechten duurden de hele dag tot het donker werd. De volgende ochtend hervatten de coalitietroepen hun aanvallen en in de middag van 1 februari was Khafji bevrijd van de Iraakse troepen.[14]
De verovering van Khafji was een succes voor de Irakezen. Ze waren in staat gebleken om een groot grondoffensief te starten en Khafji, ondanks de overmacht van coalitietroepen, twee dagen in bezit te houden. De verovering van Khafji resulteerde in het grondoffensief waar Saddam op had gehoopt. Maar bij de gevechten verloor hij veel van zijn troepen en was zijn leger niet meer in staat de gewenste slachtoffers te maken bij de Amerikanen en zo de wil van het Amerikaanse volk te breken. Voor de Amerikanen was de Slag bij Khafji vooral een bevestiging van de superioriteit van het luchtwapen over grondtroepen en werd de kwaliteit van de Iraakse troepen duidelijk.[15] De coalitie zou weinig van ze te vrezen hebben bij het grondoffensief. De Saudische troepen hadden laten zien dat zij in staat waren om met succes strijd te leveren en hadden zo een rol in de grondoorlog verdiend.[16]
[1] Paul W. Westermeyer , U.S. Marines in Battle : Al-Khafji, 28 JANUARY – 1 FEBRUARY 1991 (Washington D.C. 2008) 1.
[2] Westermeyer , U.S. Marines in Battle , 3.
[3] Ibidem, 4.
[4] Westermeyer , U.S. Marines in Battle , 5.
[5] Ibidem, 9.
[6] Westermeyer , U.S. Marines in Battle , 9.
[7] Thomas Houlahan, Gulf War: The Complete History (New London 1999) 70.
[8] Houlahan, Gulf War, 73.
[9] Ibidem, 75.
[10] Westermeyer , U.S. Marines in Battle , 22.
[11] Westermeyer , U.S. Marines in Battle , 27.
[12] Ibidem, 30.
[13] Houlahan, Gulf War, 82.
[14] Ibidem, 83.
[15] Westermeyer , U.S. Marines in Battle , 33.
[16] Houlahan, Gulf War, 83-85.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten