zaterdag 21 april 2012

21 april 1918: Het einde van de Rode Baron (incl. video van zijn begrafenis)

De Duitse gevechtspiloot Manfred von Richthofen, ook bekend onder zijn bijnaam 'De Rode Baron', was een van de beste piloten die in de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) gevochten hebben. De Rode Baron dankte zijn bijnaam aan het feit dat de vliegtuigen waar hij in vloog rood verfde en hoewel hij maar negentien van zijn tachtig overwinningen met de Fokker Dr. I behaalde, is dit type vliegtuig onlosmakelijk met hem verbonden geraakt. Von Richthofen was sinds 1911 in Duitse dienst en vanaf 1915 piloot, aanvankelijk als verkenner, maar later begon hij een carrière als gevechtsvlieger. 
Hij werd een van de beste Duitse piloten en haalde een record aantal van tachtig geallieerde vliegers neer, die vaak in numeriek overwicht waren en over betere toestellen beschikten.
Op 21 april 1918 stuitte Von Richthofen tijdens een van zijn vluchten over het front op de Sopwith Camel van Wilfrid May, een Canadese piloot met weinig ervaring. Von Richthofen zette de achtervolging in. Hij werd bij die actie gespot door een andere Camel van een andere Canadese piloot, Arthur Brown, die een duikvlucht maakte om Von Richthofen aan te vallen. De Rode Baron maakte een bocht om deze aanval te ontwijken en vervolgde zijn achtervolging van May. 
Op dat moment raakte Von Richthofen dodelijk gewond door een kogel die vanaf de grond werd afgevuurd en die zijn hart en een long beschadigde. Von Richthofen slaagde er nog in zijn toestel redelijk in tact aan de grond te krijgen, hij vloog op geringe hoogte, maar stierf vrijwel direct nadat hij dat had gedaan.

Von Richthofen had zoveel respect opgebouwd tijdens zijn carrière, ook aan geallieerde zijde, dat hij door het 3e Squadron van de Australische luchtmacht, die verantwoordelijk was voor zijn lichaam omdat het in hun operationele gebied terecht was gekomen, met de grootste militaire eer werd begraven. 


vrijdag 20 april 2012

Profiel: Lichtend Pad

Lichtend Pad (Sendero Luminoso) werd eind jaren '60 van de twintigste eeuw opgericht door Abimael Guzmán en vond zijn oorsprong in studentenbewegingen in Peru. Het was een afsplitsing van de Peruaanse Communistische Partij en had een militant Maoïstisch karakter. In het midden van jaren '70 voerde Lichtend Pad diverse studentenraden aan en had het relatief veel steun onder studenten van grote universiteiten. Maar toen er diverse studentenverkiezingen verloren werden, stopte de beweging met het rekruteren op universiteiten (en met het bewandelen van de politieke weg) en werd er besloten over te gaan tot een gewapende strijd. Vanaf 1980 startte Lichtend Pad met een guerrilla offensief waarbij de bevolking van het platteland niet werd ontzien. Begin jaren '90 controleerde Lichtend Pad grote delen van het midden en het zuiden van Peru en als reactie daar op intensiveerde de Peruaanse overheid het offensief tegen Lichtend Pad. In het laatste decennium van de twintigste eeuw werden grote successen geboekt in de strijde tegen Lichtend Pad. Gúzman werd gearresteerd en de guerrillabeweging kreeg zware militaire nederlagen te verduren. De organisatie versplinterde en de activiteiten namen sterk af. In de eerste jaren van het nieuwe millennium intensiveerden enkele facties van Lichtend Pad het offensief weer en wisten zij enkele successen te behalen. Het succes was echter van korte duur. Rond 2010 werden diverse leiders opgepakt en was de organisatie op sterven na dood.
Oprichtingsjaar: 1960, militair actief sinds 1980
Land van oorsprong: Peru
Type: Maoistische guerrillabeweging
Doelstelling: Vervanging van de "burgerlijke democratie" door Mao's Nieuwe Democratie
Leider: Víctor Quispe Palomino, beter bekend als Kameraad José.
Troepensterkte: 2000
Medestander(s): Geen, Lichtend Pad opereert zonder steun.
Tegenstander(s): Het Peruaanse leger, Peruaanse Rondas (door het leger getrainde boerenmilities) en de Túpac Amaru Revolutionary Movement (MTRA).
Staat van oorlog: In december 2011 verklaarden strijders van Lichtend Pad dat de strijd verloren was en dat ze hopen op amnestie van de Peruaanse overheid. Het leger blijft echter strijd voeren tegen Lichtend Pad en recent zijn er diverse leiders opgepakt.
Bewapening: Licht en zwaar kaliber hand- en schoudervuurwapens, handgranaten en dynamiet. Lichtend Pad heeft geen zwaar materieel tot zijn beschikking, dit pas ook niet bij de aard van de guerrillastrijd en geografische eigenschappen van het operationele gebied (hoogland).
Operationeel gebied: Voornamelijk het 'platteland' van Peru, delen van de Andes, maar ook in de hoofdstad Lima worden aanslagen gepleegd.
Tactiek: Guerrilla en terrorisme. Naast de guerrilla die gevoerd wordt tegen het leger en de overheid, onderdrukt Lichtend Pad de boeren in de gebieden waar ze de controle hebben, plegen ze bomaanslagen en ontvoeren ze burgers. Lichtend Pad verwerpt de Universele rechten van de mens:

"Our position is very clear. We reject and condemn human rights because they are bourgeois, reactionary, counterrevolutionary rights, and are today a weapon of revisionists and imperialists, principally Yankee imperialists."

Bekend wapenfeit: De slachting van Lucanamarca in maart 1983, waarbij Lichtend Pad negenenzestig boeren vermoordde. Ronderos hadden een leider van Lichtend Pad gearresteerd, neergestoken, gestenigd, in brand gestoken en uiteindelijk doodgeschoten op het dorpsplein van Lucanamarca. Lichtend Pad reageerde door Lucanamarca en omliggende dorpen binnen te vallen en de boerenbevolking te doden, veelal met machetes en hakbijlen. Bejaarden, vrouwen en kinderen werden niet ontzien. Het was de eerste slachting die Lichtend Pad aanrichtte onder de boeren gemeenschap.
Website: http://www.blythe.org/peru-pcp/  (niet meer geupdatet sinds 1998)



Profiel: Spetsznas GRU

De Spetsnaz GRU zijn speciale eenheden van de Russische militaire inlichtingen dienst (de GRU). Ze staan bekend als de best getrainde en meest ervaren speciale eenheden van de Russische krijgsmacht. Spetsnaz, een Russische overkoepelende term voor speciale troepen, komen bij verschillende onderdelen van het Russische leger, de inlichtingendiensten en politie voor. De Spetsnaz GRU was de eerste Spetsnaz en werd opgericht in 1949 als verkenningseenheid die er op getraind was om speciale taken uit te voeren. Tegenwoordig wordt Spetsnaz GRU onder meer ingezet bij geheime missies, in de strijd tegen opstandelingen en bij conventionele conflicten waar Rusland bij betrokken is.


Oprichtingsjaar: 1949
Land van oorsprong: Rusland (voorheen Sovjet Unie)
Type: Speciale eenheden.
Doelstelling: Verdediging van de Russische belangen in binnen- en buitenland.
Leider: Generaal-majoor Igor Sergun (bevelhebber GRU)
Troepensterkte: Geheim, maar sommige bronnen beweren dat het aantal rond de 12.000 moet liggen. Er zijn negen brigades en één bataljon
Lopende missies: Onbekend / Geheim. Wel is bekend dat ze in 2008 zijn ingezet in de oorlog in Zuid-Ossetië.
Bewapening: De Spetsnaz GRU bedient zich van dezelfde uitrusting als de rest van het Russische leger. Het door de Spetsnaz GRU meest gebruikte handvuurwapen is de AK-74. Daarnaast beschikken zij over een, speciaal voor de Spetsnaz ontworpen, ballistisch mes waarvan het lemmet afgevuurd kan worden en waar tevens een enkelschots vuurwapen in verwerkt zit.
Operationeel gebied: Overal waar Russische belangen in het geding zijn of waar Rusland actieve operaties uitvoert. Vermoedelijk zijn ze momenteel als antiterroristische eenheden actief in de zuidelijke deelrepublieken.
Rol: Verkenning, moordaanslagen, sabotage en directe inzet
Bekend wapenfeit: Operatie Storm-333 waarbij 24 leden van Alfa Groep (onderdeel van Spetsnaz GRU), een dertigtal agenten van de KGB, een bataljon ´Moslim´ eenheden (de leden kwamen uitsluitend uit zuidelijke Sovjet Republieken) en tachtig paratroepers verkleed als Afghaanse soldaten op 27 december 1979 het presidentiële paleis in Kaboel bestormden om de toenmalige president van Afghanistan, Hafizullah Amin, af te zetten. De aanval was een succes, Amin werd gedood en diverse overheidsgebouwen werden bezet. Van de ongeveer 700 Sovjet troepen werden er slechts negentien gedood (waarvan slechts twee van Spetsnaz GRU) en raakten er ongeveer vijftig gewond. Aan Afghaanse zijde waren de verliezen groter, van de 2500 militaire bewakers kwamen er 200 om, raakten er 200 gewond en werden er 1700 gevangen genomen. Amin werd vervangen door de communist Babrak Karmal en het Sovjet offensief in Afghanistan werd in gang gezet.

woensdag 18 april 2012

18 april 1797: Slag bij Neuwied

De Slag bij Neuwied (Duitsland) vond plaats op 18 april 1797 en was onderdeel van de Eerste Coalitieoorlog. 35.000 Fransen onder leiding van Generaal Louis Lazare Hoche namen het op tegen 10.000 tot 15.000 Oostenrijkers onder Generaal Franz von Werneck.

In de vroege ochtend van 18 april bracht Generaal Hoche zijn troepen naar de rechteroever van de Rijn in de buurt van Neuwied en Bendorf. De Oostenrijkers openden de slag met een artillerie salvo en als reactie hier op viel de Franse rechterflank de Oostenrijkse linkerflank aan. Na enkele aanvallen op belangrijke posities op de Oostenrijkse rechterflank, bij Bendorf, wist de Franse infanterie, met behulp van enkele eskadrons lichte cavalerie, de Oostenrijkers op dit punt terug te dringen. Een aanval van de Franse cavalerie dreef de Oostenrijkers uit het dorpje Sayn (ten oosten van Bensdorf). Hoche liet een colonne infanterie achter de vluchtende Oostenrijkers aan gaan en deze wist zeven kanonnen en vijf vaandels te veroveren. De Franse infanterie, gesteund door artillerievuur, slaagde er in de Oostenrijkse troepen uit het dorp Zolenberg te verdrijven waardoor ook de Oostenrijkse linkerflank brak.
Terwijl de Franse rechterflank de Oostenrijkse linkerflank aanviel, startte Hoche een tweede aanval op het centrum van de Oostenrijkse linies. Na een artilleriebombardement vielen Franse grenadiers de stellingen bij Hettersdorf aan en veroverden het stadje met een bajonetaanval terwijl huzaren het Oostenrijkse centrum in de linkerflank aanvielen. Hierdoor brak ook het centrum van de Oostenrijkse linies.
De troepen op de Oostenrijkse linkerflank wisten zich te herstellen en enkele aanvallen van de Fransen af te slaan. Hoche stuurde grenadiers, dragonders en de huzaren naar deze flank toe. De vijfhonderd huzaren vochten vier uur lang met zesduizend Oostenrijkers, totdat de rest van het Franse leger arriveerde. De Oostenrijkse linkerflank brak definitief terwijl ook de rechterflank het begaf.

Het Oostenrijkse leger telde drieduizend slachtoffers en nog eens zevenduizend werden gevangengenomen. De Fransen slaagden er in om zevenentwintig kanonnen en in totaal zeven vaandels buit te maken.
De slag was een overweldigend succes voor de Fransen, al waren zij wel veruit in de meerderheid en zou een andere uitkomst verrassend geweest zijn.
Het succesvolle offensief van Hoche kende geen vervolg. Vredesbesprekingen, die al bezig waren toen de slag plaatsvond, maakten door de Vrede van Leoben een einde aan de vijandelijkheden.


dinsdag 17 april 2012

17 april 1986: Einde aan de 335-jarige Oorlog tussen Nederland en de Scilly-eilanden

Tijdens de Tweede Engelse Burgeroorlog (1642-1652) vochten de Parlementariërs onder Oliver Cromwell aan de uiterste grenzen van het Koninkrijk Engeland tegen de Royalisten. Cromwell wist in 1648 de laatste Royalisten die zich in het westen ophielden van het vasteland te verdrijven. De marine van de Royalisten werd gedwongen zich terug te trekken naar de Scilly Eilandengroep die voor de kust van Cornwall, in het zuidwesten van Engeland, liggen en bezit waren van een Royalist.
De marine van de Verenigde Provinciën der Nederlanden was een bondgenoot van de Parlementariërs. De Nederlanders hadden tijdens de Tachtigjarige Oorlog steun gekregen van de Engelsen. Na de Vrede van Munster in 1648, probeerden de Nederlanders hun alliantie met de Engelsen in stand te houden en kozen er voor de partij die waarschijnlijk de Burgeroorlog zou gaan winnen te steunen.
De Nederlandse vloot had veel te lijden van de Roylistische vloot bij de Scilly-eilanden en Admiraal Tromp voer in maart 1651 naar de eilanden om te eisen dat de Nederlandse schepen gerepareerd zouden worden en buitgemaakte goederen zouden worden teruggegeven. Het antwoord dat hij kreeg beviel hem niet en hij verklaarde hen de oorlog. Aangezien heel Engeland, behalve de Scilly-eilanden, in handen was van de Parlementariërs, gold de oorlogsverklaring specifiek voor de eilandengroep.

In juni 1651 dwongen Parlementarische troepen de Royalistische vloot tot de overgave. De Nederlandse vloot vertrok zonder een schot te hebben gelost, maar ook zonder een vredesverdrag te hebben getekend.
In 1986 lichtte de historicus Roy Duncan de Nederlandse ambassade in Londen in over het gerucht dat de Scilly-eilanden nog in oorlog zouden zijn met de Nederlanders. De Nederlandse ambassadeur, Jhr. Rein Huydecoper, toog naar de eilanden om daar, na 335 jaar oorlog, op 17 april 1986 officieel een vredesverdrag te tekenen.

Overigens was Nederland sinds 1651 ook in oorlog met het Taromak volk van Taiwan. Die oorlog werd officieel beeïndigd in 2010 en duurde dus langer dan het conflict met Scilly.

Het komt vaker voor dat er wordt vergeten om officieel vrede te sluiten. Meest opvallend is misschien wel de vrede tussen de Geallieerden in de Tweede Wereldoorlog en Duitsland, die pas in 1990 een vredesverdrag tekenden.

maandag 16 april 2012

16 april 1746: Slag bij Culloden

De Slag bij Culloden, die plaatsvond in de buurt van Inverness in de Schotse Hooglanden, was het laatste treffen in de Jacobitische Opstand van 1745. Op 16 april 1746 kwam het tot een treffen tussen de Jacobitische troepen, 7000 man sterk, onder leiding van Charles Edward Stuart en het leger van William Augustus, Hertog van Cumberland, van 8000 man, dat loyaal was aan de Britse regering. Aan het doel van de Jacobieten om het regerende Huis Hannover omver te werpen en het Huis Stuart terug op de troon te krijgen werd bij Culloden definitief een einde gemaakt. Charles Stuart deed nooit meer een poging om een einde te maken aan de macht van Hannover in Groot-Brittannië. De Slag bij Culloden was de laatste veldslag tussen twee legers die op Britse bodem werd uitgevochten.
Charles Stuart's Jacobitische leger bestond voornamelijk uit Schotse Highlanders, naast een aantal Lowlanders en een klein detachement Engelsen van het Manchester Regiment. De Jacobieten werden gesteund en bevoorraad door het Franse Koninkrijk en Franse en Ierse eenheden maakten ook onderdeel uit van het Jacobitische leger. Het regeringsleger was bijna volledig Engels, met uitzondering van enkele Schotse  High- en Lowlanders, een bataljon uit het Ierse Ulster, en een kleine groep soldaten uit Hessen en wat Oostenrijkers. De slag op het veen van Culloden was even snel als bloedig en duurde slechts een uur. Na een onsuccesvolle aanval van de Highlanders, de befaamde Highland Charge, op de linies van het regeringsleger, werden de Jacobieten teruggeslagen en van het slagveld verdreven. Tussen de 1500 en 2000 Jacobieten werden gedood of verwond in het korte treffen, aan Britse zijde vielen 50 doden en 259 gewonden. De nasleep van de slag en de direct op de nederlaag volgende onderdrukking van de Jacobieten was zeer bruut. Cumberland dankte er zijn spotnaam "Slager" aan. Er werden meteen pogingen gedaan om de Highlands verder op te nemen in het Koninkrijk Groot-Brittannië en straffen, die erop gericht waren om de bevloking te onderdrukken, werden ingesteld om de Gaelische cultuur te verzwakken en het Schotse clan-systeem aan te pakken.

Hieronder een video van de strijd zoals het er zo ongeveer uit gezien zou hebben, muzikaal ondersteund door het lied Ghosts of Culloden van Isla Grant.

zondag 15 april 2012

15 april 1900: Beleg van Catubig

Het Beleg van Catubig was een lang een bloedig treffen en begon op 15 april 1900, tijdens de Filipijns-Amerikaanse Oorlog (1899-1902). Filipijnse guerrilla's voerden een verrassingsaanval uit op een detachement Amerikaanse infanteristen en dwongen hen na een beleg van vier dagen om Catubig te verlaten.

Een paar dagen eerder was het Amerikaanse 43rd Infantry Regiment naar Catubig, gelegen in het noordelijke deel van het eiland Samar, gestuurd om een halt toe te brengen aan de bevoorrading van de guerrilla's door sympathisanten uit het dorp. Dit gebeurde op een moment dat de oorlog in de Filipijnen een nieuwe fase in was gegaan en zich had ontwikkeld van een conventionele oorlog naar een guerrillaoorlog. Het 43rd Regiment waren vrij 'verse' troepen die weinig gevechtservaring hadden. Ze waren pas vier maanden op de Filipijnen aanwezig, voordat ze naar Catubig werden gestuurd.

In de morgen van 15 april vielen honderden Filipijnse guerrilla's, gewapend met bolo's (een soort machete), pistolen, speren en Mauser-geweren, de Amerikaanse soldaten aan. De guerrilla's gaven een hevige volley van kanon- en geweervuur af die het gehele regiment terug de barakken in dwong. 
Twee dagen lang hield het Amerikaanse regiment onder hevig vijandelijk vuur stand, slechts twee soldaten kwamen om, voordat de barakken vlam vatten. Niet in staat om het vuur te blussen, vluchtten de Amerikanen naar buiten, waar zij gedwongen werden om het gevecht met de aanvallers aan te gaan.
Eenmaal buiten in het veld, verloren zij echter alle coördinatie en viel het regiment uiteen in twee groepen: een groep rende naar enkele boten en een andere groep vluchtte achter de barakken. Alle vijftien soldaten die naar de boten renden werden gedood. De anderen groeven zich met hun bajonet in provisorische loopgraven in, waar zij het nog eens twee dagen in wisten uit te houden. Ze slaagden er in om de guerrilla's op afstand te houden, totdat het stoomschip Lao Aug arriveerde om hen te redden. Een eenheid die was gestuurd om het regiment te ontzetten, slaagde er in om de overlevenden onder een spervuur van kogels in veiligheid te brengen en terug te keren naar de basis voordat de guerrilla's zich konden hergroeperen om opnieuw in de aanval te gaan. De Filipijnen hadden een overwinning geboekt, maar de verliezen waren groot en wogen niet op tegen het behaalde resultaat.
Van de zesendertig soldaten waar het 43e regiment uit bestond, waren er eenentwintig gedood en acht gewond geraakt. Aan Filipijnse zijde wordt het aantal slachtoffers rond de honderdvijftig geschat.

zaterdag 14 april 2012

14 april 1205: Slag bij Adrianopolis

De Slag bij Adrianopolis (tegenwoordig Edirne, Turkije) vond plaats op 14 april 1205 tussen Bulgaren, onder leiding van Tsaar Kaloyan van Bulgarije, en Kruisvaarders, aangevoerd door de keizer van Constantinopel: Boudewijn I.
Kaloyan had een leger van meer dan 14.000 samengesteld van Bulgaren, Grieken en Kumanen om Adrianopolis te veroveren. Boudewijn probeerde dat te voorkomen en had een kampement opgeslagen buiten de stad. Enkele officieren moesten met hun eenheden het kamp bewaken, terwijl de hoofdmacht in het kamp bleef totdat Kaloyan zou arriveren om slag te leveren. Toen Kaloyan aankwam sloeg hij zijn kampement zeer dicht bij het legerkamp van de Kruisvaarders op.
Als eerste stuurde Kaloyan de Kumanen naar voren om het kamp aan te vallen. De Kruisvaarders spoedden zich uit het kamp om de Kumanen, die slechts lichte bepantsering droegen, te bevechten. De Kumanen maakten zich echter direct uit de voeten en de Kruisvaarders gingen er in volle vaart achteraan. De vlucht van de Kumanen bleek een vooropgezet plan te zijn en toen de Kruisvaarders terugkeerden naar het kamp, draaiden de Kumanen zich om en schoten zij op de zich terugtrekkende Kruisvaarders, waarbij ze veel paarden verwondden. 
De bevelhebbers van de Kruisridders besloten dat dit ze geen tweede keer zou overkomen en dat als Kaloyan weer zou aanvallen, zij hun troepen voor het kampement zouden opstellen en niet in de achtervolging zouden gaan.
De volgende dag, tijdens de mis, vielen de Kumanen weer het kamp aan. De Kruisvaarders pakten hun wapens en verlieten zoals afgesproken het kamp in rijen om hun troepen in slagorde op te kunnen stellen. Graaf Lodewijk was als eerste present en ging toch in de achtervolging terwijl hij de keizer aanspoorde hem te volgen. Hij wist de Kumanen in te halen en, zoals te verwachten, draaiden deze zich weer om en openden het vuur op de troepen van Lodewijk. De keizer mengde zich met zijn ridders in de strijd en beval zijn mannen aan zijn zijde te blijven vechten. Een harde strijd die uren zou gaan duren volgde en uiteindelijk waren alle Kruisridders gesneuveld of gevlucht. Alleen Keizer Boudewijn en Graaf Lodewijk waren nog over. De keizer werd gevangengenomen en de graaf vermoord. 

Ongeveer driehonderd ridders en duizenden soldaten kwamen om in de strijd, de keizer zou later in gevangenschap sterven. Door de overwinning wisten de Bulgaren grote delen van Thracië en Macedonië te veroveren.

vrijdag 13 april 2012

13 april 1975: Ain el-Rammaneh incident

In de vroege ochtend van 13 april 1975, buiten de Notre Dame de la Delivrance-kerk in het Christelijke disctrict, Ain el-Rammaneh in oost-Beiroet vond er een woordenwisseling plaats tussen een dozijn gewapende guerilla's van de Palestine Liberation Organization (PLO) en enkele militiesoldaten van de Falangistische Kataeb Regulatory Forces (KRF) die voor een net ingewijde tempel waar een doopviering plaatsvond het verkeer aan het omleiden waren. De Palestijnen weigerden te worden omgeleid, de Falangisten probeerden ze met tegen te houden en er ontstond een vechtpartij waarbij uiteindelijk de chauffeur van de PLO-strijders werd doodgeschoten.
Een uur later vond er bij dezelfde kerk nog een incident plaats. Toen om 10.30 uur de gemeenteleden na de dienst voor de kerk stonden kwam er een groep gewapende mannen in burgervoertuigen, die behangen waren met posters van de Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP), een splintergroep van de PLO, aanrijden die plotseling het vuur openden op de kerkgangers en doodden er vier. De leider van de rechts-extremistische Falangistische Partij, Pierre Gemayel, was ook aanwezig, maar werd niet geraakt. De vader van het gedoopte kind kwam wel om, alsmede drie lijfwachten van Gemayel.
In de commotie die ontstond na deze aanval gingen gewapende milities van de KRF en de NLP Tijgers de straat op en richtten wegversperringen op in Ain el-Rammaneh en andere Christelijke districten in oost-Beiroet, waarbij ze voertuigen stopten en de identiteit van de inzittenden controleerden. In de westelijke districten, die gedomineerd worden door Moslims, deden Palestijnse facties hetzelfde.
In de overtuiging dat de aanval op de kerkgangers was uitgevoerd door Palestijnse guerilla's, uit wraak voor het eerdere incident waarbij de chauffeur omkwam, maakten de Falangisten plannen voor een tegenactie.
Net na het middaguur reed er een PLO-bus, met leden van het Arab Liberation Front (ALF) die terugkwamen van een politieke bijeenkomst, door Ain el-Rammaneh. De bus reed door de nauwe straten,  waar eerder de falangisten waren gedood was er nu een goep gewapende falangisten die, toen zij de bus zagen aankomen dit als een provocatie opvatten en het vuur openden. Zevenentwintig inzittenden kwamen om en negentien raakten er gewond.

Dit incident was het begin van een langdurige periode van wantrouwen en haat tussen de beide geloofsgroepen en leidde direct tot hevige gevechten in heel Libanon tussen milities van het KRF, de PLO en hun bondgenoten van de Lebanese National Movement (LNM) waarbij in drie dagen driehonderd doden vielen.
Het conflict escaleerde en mondde uit in een burgeroorlog die, ondanks internationale bemiddeling, twee jaar zou gaan duren en waarbij 80.000 doden vielen en die Libanon zestien jaar lang religieus verdeelde.

donderdag 12 april 2012

12 april 1945: Bevrijding Kamp Westerbork

Op 12 april 1945 bevrijdden Canadese soldaten het Kamp Westerbork bij Hooghalen (Drenthe). Westerbork was een doorgangskamp voor voornamelijk Joden die later op transport zouden gaan naar andere concentratiekampen zoals Auschwitz, Theresienstadt en Bergen-Belsen. Westerbork was in 1939 aangelegd om vluchtelingen uit Duitsland op te vangen. In 1942 namen de Duitsers het kamp in gebruik als doorgangskamp voor Joden, zigeuners, verzetsmensen en andere 'vijanden van Duitsland'.
In totaal hebben er 107.000 Joden in Westerbork gezeten, waarvan er 5.000 de oorlog hebben overleefd.

Hieronder een geluidloze film van een transport dat op 19 mei 1944 is vertrokken naar Auschwitz.

woensdag 11 april 2012

11 april 1945: De bevrijding van Buchenwald (SCHOKKEND BEELDMATERIAAL)

Op 11 april 1945 werd het concentratiekamp Buchenwald bevrijd door eenheden van de US 9th Armored Infantry Battalion. Hieronder een contemporain filmpje over de verschrikkingen in het kamp en het gedwongen bezoek dat de bevolking uit de omgeving aan het kamp moest brengen om hen te confronteren met wat er zich in hun achtertuin had afgespeeld. Een waarschuwing voor schokkend beeldmateriaal is op zijn plaats, dus: het filmpje kijken is op eigen risico.

Will Azawad become a safe haven for Islamic terrorists?

For decades Touareg from the Sahara have been fighting for a, as they call it, a "free Azawad" in northern Mali. During the revolt in Libya against Muammar Gaddafi in 2011, Touareg fighters have been reported fighting on both sides. In this conflict they've received training and weapons and when the revolt was over they renewed their offensive against the government of Mali in January of this year under the name of Mouvement National pour la Libération de l'Azawad (MNLA). When a coup d'état by discontent soldiers, the discontent ironically enough came from the lack of support of the troops in their war in northern Mali, in March paralized the Malian government even more as they already were in their battle against the Touareg, the latter grabbed the opportunity and successfully intensified their offensive, occupying almost all of Azawad, including the three largest cities: Timbuktu, Gao and Kidal.
After, as they said, "achieving their goals", the Touareg declared an independent Azawad. But as soon as the news of the victory spread, trouble doomed on the horizon. Pretty fast after the occupation of Timbuktu reports came in that not the flag of Azawad was flying over the city, but the black flag of Jihad.

Since the beginning of the new offensive in January, the Malian government claimed that members of  Islamic extremist groups Al Qaeda in the Islamic Maghreb (AQIM) and Ansar Dine were fighting with the Touareg to "liberate" Azawad. The MNLA always denied that this was the case, but as soon as Timbuktu was occupied, the Islamic extremist fighters of Ansar Dine took control and imposed Sharia law on the city. This is a disturbing development. The main goal of the MNLA was to liberate Azawad, Ansar Dine and other extremist groups fight for imposement of the Sharia in the whole of Mali and reject independence. Another group of Islamic extremists from Nigeria also fight for imposing Sharia in their own country: Boko Haram.
The Malian web medium Maliweb.net reported that a few hundred fighters of Boko Haram were seen in Gao and if this is true then the fate of Azawad is uncertain. With AQIM, Boko Haram and other extremist groups taking advantage of the lack of government in Azawad, there is a chance that they will take up their arms together against the Touareg, try to expel the Touareg and make Azawad or parts of it an Islamic state, based on Sharia law and a safe haven for Islamic extremists. If this will happen, a new Yemen or Somalia (where government control is very limited and in some areas non-existent) isn't unthinkable, this time in the unstable region of North West Africa where governments are struggling to take on and solve their internal problems and where the security situation is vulnerable to extremists who want to topple the imbalanced power of the government over distant and hard to control areas. By doing this they will be expanding their own power base and become a force that will be increasingly hard to defeat.

The near future will determine what the fate of Azawad will be. The consequences of an outcome in which the flag of Jihad will rule the whole of Azawad, can be far reaching.

dinsdag 10 april 2012

10 april 1741: Slag bij Mollwitz

Bij de Slag bij Mollwitz vochten 23.400 Pruisische soldaten onder leiding van de nieuwe Pruisische koning Frederik II (later ook bekend als Frederik de Grote) tegen 16.600 Oostenrijkse troepen onder Veldmaarschalk Wilhelm Reinhard von Neipperg. Het was één van de eerste botsingen tussen legers van beide landen in de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748).

Nadat Maria Theresa van Oostenrijk in oktober 1740 heerser werd over het Koninkrijk Bohemen en het Koninkrijk Hongarije, zag Frederik II zijn kans schoon en viel de provincie Silezïë binnen om land en bevolking aan Pruisen toe te voegen. Hij veroverde het hele gebied in razend tempo en zijn leger dacht een eenvoudige overwinning te hebben behaald en maakte zich klaar voor de winter. Maria Theresa liet de verovering niet over haar kant gaan en stuurde Veldmaarschalk Von Neipperg met een leger van 20.000 man naar Silezië om het te heroveren.

Het leger van Neipperg verrastte het Frederik II volledig en Neipperg leidde zijn leger langs dat van Frederik II om de stad Neisse te ontzetten die nog door de Pruisen belegerd werd. Beide veldheren spoedden zich in paralelle kolonnes noordwaarts om als eerste de stad te bereiken. Het weer was zeer slecht, maar Neipperg bereikte Neisse als eerste en sloeg daar zijn kamp op. Frederik's leger zat vast achter vijandelijke linies met een groot Oostenrijks leger tussen zijn leger en zijn koninkrijk waardoor zijn aanvoer- en communicatielijnen waren afgesneden. Een veldslag was niet te voorkomen.

Van gevangengenomen Oostenrijkse soldaten verkregen inlichtingen verschafte Frederik II inzicht in de exacte locatie van Neipperg's leger en diens posities bij Mollwitz (sinds 1945 heet het Małujowice en ligt het in Polen). Ochtendmist en sneeuw zorgden ervoor dat het leger ongezien kon optrekken naar Neipperg's legerkamp. Frederik II gaf zijn troepen de opdracht zich in slagorde op te stellen, in plaats van direct tot de aanval over te gaan wat ervaren bevelhebbers zouden hebben gedaan. Daarbij schatte hij door de sneeuwval de afstand tot de rivier, een uitloper van de Oder, op zijn rechterflank verkeerd in. Hij stelde een deel van zijn leger achter een bocht in de rivier op, waardoor deze geen deel konden nemen aan de strijd. 
Ook Neipperg bevond zich in een onfortuinlijke situatie. Toen hij Frederik's leger ontdekte, sliep zijn eigen leger nog en was het bovendien richting het noord-westen opgesteld. Hierdoor kon het leger van Frederik Neipperg in de rug aanvallen. Zo snel als zij konden maakten Neipperg's troepen zicht gereed en probeerden zij zich tot een eenheid met slagkracht te vormen. Uiteindelijk hadden beide partijen rond 13.00 uur de zaken op orde en waren zij gereed om de strijd met elkaar aan te binden.

De Pruisische troepen trokken op in twee secties, maar zes regimenten Oostenrijkse cavalerie vielen de Pruisische cavalerie op de (Pruisische) rechterflank aan en versloegen hen. Hierdoor kwam deze flank open te liggen en de Oostenrijkse cavalerie richtte zich op de kwetsbare Pruisische infanteristen. De situatie zag er hachelijk uit voor de Pruisen en Frederik werd aangeraden het slagveld te verlaten om gevangenschap of de dood te voorkomen. Hij nam dit advies aan en hierdoor redde hij zijn leven. De goed getrainde Pruisische infanterie liet zich echter niet van de wijs brengen door de aanstormende cavalerie en draaide naar de rechterflank en gaf doorlopend salvovuur af op de ruiters. De bevelhebber en de aanvoerders van de beide flanken van de Oostenrijkse cavalerie kwamen om waardoor de aanval werd afgeslagen en de Pruisische rechterflank zich wist te herstellen. Een tweede aanval door de Oostenrijkse cavalerie werd ingezet op de Pruisische linkerflank. Deze aanval werd met succes afgeslagen en de Pruisische Veldmaarschalk Kurt Christoph von Schwerin, die Frederik II had vervangen, gaf zijn infanterie het bevel tot de aanval over te gaan. De superieure vuurkracht van de uitstekend gedrilde Pruisische infanterie over die van de Oostenrijkse gaf de doorslag en de Oostenrijkers werden gedwongen zich terug te trekken. De overwinning was aan de Pruisen en Frederik II had Silezië aan zijn koninkrijk toegevoegd. 

vrijdag 6 april 2012

Video: A final salute

Door de bezuinigingen moet Defensie afstand doen van nogal wat mensen en materieel.
Onder meer de 120mm Mortiercompagnie van het Korps Mariniers en uiteraard de Leopard tanks verdwijnen.
Van beiden werd met pijn in het hart waardig afscheid genomen.



woensdag 4 april 2012

4 april 1949: Ondertekening Noord-Atlantisch Verdrag

Op 4 april 1949 ondertekenden twaalf landen in Washington D.C. het Noord-Atlantisch Verdrag waarin zij afspraken elkaar te helpen mocht de Sovjet-Unie West-Europa aanvallen. Met de ondertekening van dit verdrag was de oprichting van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) een feit. Het belangrijkste stuk uit het verdrag is Artikel 5, waarin wordt afgesproken dat als er een aanval plaats vindt op één van de lidstaten, dit als een aanval op alle lidstaten beschouwd wordt. Tijdens de Koude Oorlog hebben zij deze afspraak niet na hoeven komen, maar op 4 oktober 2001, als direct gevolg van de aanvallen op het World Trade Center op 11 september, besloot de Noord-Atlanstische Raad om Artikel 5 in werking te laten treden en elkaar bij te staan in de strijd tegen het terrorisme onder de naam Operatie Eagle Assist.

De twaalf landen die aanvankelijk het verdrag ondertekenden waren: de Verenigde Staten, Canada, België, Denemarken, Frankrijk, Luxemburg, IJsland, Italië, Noorwegen, Portugal, het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Later volgden Griekenland en Turkije (beiden in 1952), West-Duitsland (1955), Spanje (1982), Tsjechië, Hongarije en Polen (alledrie in 1999), Bulgarije, de Baltische staten, Slowakije, Slovenië en Roemenië (allen in 2004) en Albanië en Kroatië (beiden 2009).

dinsdag 3 april 2012

Slag bij Al-Khafji, 1991


Na de succesvolle invasie van Koeweit door het Iraakse leger in augustus 1990 werd onder leiding van de Verenigde Staten een coalitie opgericht om te voorkomen dat de Iraakse president Saddam Hoessein zijn expansiedrift verder op zijn buurlanden zou  kunnen botvieren. Er werd in eerste instantie geprobeerd Hoessein met diplomatieke middelen te bewegen zijn troepen uit Koeweit terug te trekken, maar hem werd ook duidelijk te verstaan gegeven dat, als hij zijn troepen niet terugtrok uit Koeweit, een militaire interventie tot de mogelijkheden zou behoren. Ondanks de dreiging, weigerde Saddam gehoor te geven aan de oproep van de internationale gemeenschap om zich uit Koeweit terug te trekken en op 17 januari 1991 startte de coalitie een luchtoffensief.[1] De coalitie had twee doelen voor ogen. In de eerste plaats moest Saudi-Arabië verdedigd worden tegen verdere Iraakse expansie (Operatie Desert Shield) en ten tweede moesten de Iraakse troepen uit Koeweit worden gejaagd (Operatie Desert Storm). De luchtaanvallen waren er in eerste instantie op gericht om luchtoverwicht te krijgen, om daarna ongehinderd strategische doelen te kunnen bombarderen.

De bombardementen verliepen succesvol en de mogelijkheden van Saddam Hoessein om weerstand te kunnen bieden tegen de acties van de coalitie namen met de dag af. Hoessein moest dus iets doen om ervoor te zorgen dat de oorlog alsnog in zijn voordeel werd beslist. Hij wilde de coalitie tot een grondoorlog uitlokken. Tegen de bombardementen konden de Irakezen weinig doen, maar Irak beschikte over een groot grondleger en Saddam hoopte dat hij zijn tegenstanders op het land een nederlaag toe kon brengen. Mocht het niet lukken om de coalitie een beslissende nederlaag toe te brengen, dan hoopte Saddam dat er veel slachtoffers vielen aan geallieerde zijde, of dat er veel krijgsgevangenen werden genomen. Hiermee hoopte hij dat de wil van het Amerikaanse volk om verder te vechten zou worden gebroken.[2] In eerste instantie probeerde Saddam Hoessein een grondconflict uit te lokken door olievelden in brand te steken, maar toen dat niet leek te werken besloot hij Saudi-Arabië vanuit Koeweit binnen te vallen. Als doel koos Saddam het kustplaatsje Ras’ al-Khafji, ook wel kortweg al-Khafji of Khafji genoemd, dat op zo’n 10  kilometer van de Koeweiti grens in Saudi-Arabië ligt.[3] De operatie zou uitgevoerd moeten worden door gemechaniseerde infanterie- en pantsereenheden. In het westen zou, als afleidingsmanoeuvre, de 1e Mechanized Division van het IV Korps vanuit het bos van al-Wafra enkele observatieposten van de coalitie aanvallen. De 3e Armored Division en de 5e Mechanized Division van het III Korps zouden Khafji zelf aanvallen en de stad bezetten. Het was de bedoeling om Khafji weer te verlaten als de grondoorlog een feit zou zijn. Saddam had dan immers zijn doel bereikt en de eenheden moesten dan ergens anders ingezet worden.[4]

Langs de grens tussen Koeweit en Saudi-Arabië waren door de coalitie observatieposten (OP’s) opgericht. Deze OP’s werden bemand door verschillende speciale eenheden van de Verenigde Staten die nauwe contacten onderhielden met de Saudische troepen die verder van de grens gelegerd waren. Ook in Khafji zaten Amerikanen, en zij zouden dan ook de eersten zijn die de strijd moesten aanbinden met de Iraakse troepen.

De Slag bij Khafji



Ras’ al-Khafji ligt in Saudi-Arabië aan de Perzische Golf, ten zuiden van de grens met Koeweit. Ten westen en zuiden van de stad liggen zogeheten sabkhas, zoutmoerassen, in een verder overwegend woestijnachtig gebied. De 45.000 inwoners waren bij het starten van het luchtoffensief op 17 januari allemaal geëvacueerd en de stad was, op de aanwezige Amerikaanse mariniers na, een verlaten plaats.[5] Op zo’n 40 kilometer ten zuidenwesten van Khafji ligt al-Kibrit, waar een belangrijke bevoorradingspost van de mariniers was opgezet. 20 kilometer naar het zuiden ligt al-Mishab. Daar waren hoofdtroepen van de Saudische Nationale Garde (SANG) en de Ministry of Defense and Aviation (MODA), alsmede enkele Qatari eenheden gelegerd. De grens tussen Saudi-Arabië en Koeweit loopt vanaf de kust ongeveer 50 kilometer naar het westen en maakt daar een scherpe bocht naar het noorden, om vervolgens na wederom ongeveer vijftig kilometer met een scherpe bocht in westelijke richting af te buigen. Van de kust tot de tweede bocht is er als het ware sprake van een “L” met een voet, een hiel en een rug. Langs dit stuk lagen de OP’s van de Amerikanen, elk op ongeveer tien tot twintig kilometer van elkaar. Van oost naar west lagen, beginnend aan de kust ten noorden van Khafji, OP 8, OP 7, OP 2 en OP 1 tot aan de hiel. Deze werden ingenomen door eenheden van de 2nd Marine Division. Na de hiel lagen de OP’s 4, 5 en 6 van zuid naar noord, bezet door soldaten van de 1st Marine Division. De eenheden van de Saudi’s die niet in de omgeving van al-Mishab lagen, stonden op ongeveer 20 kilometer landinwaarts van de OP’s opgesteld.[6]

         In de dagen voordat de eigenlijke aanval begon, werden er al beschietingen uitgevoerd op de stellingen van coalitie. Deze werden beantwoord met bombardementen door de Amerikaanse Air Force en artilleristen van de mariniers. Op 28 januari begonnen de Irakezen zich te groeperen langs de grens. Dit werd opgemerkt door de Amerikaanse verkenners in de OP’s, maar er werd geen actie ondernomen omdat het commando een Iraaks offensief onwaarschijnlijk achtte. In de avond van 29 januari vielen de Iraakse eenheden vanuit al-Wafra de OP’s 1 en 2 aan, als onderdeel van de afleidingsmanoeuvre. Dit was succesvol want de Amerikanen dirigeerden alle beschikbare luchteenheden naar die sector. Ze dachten dat de bevoorradingsbasis bij al-Kibrit aangevallen werd. Ook reserve-eenheden werden naar Kibrit gestuurd, maar tot een echte confrontatie kwam het niet.[7] Naar het noorden bij OP 4 en OP 6 werd wel hevig gevochten. De mariniers werden daar in eerste instantie verdreven van hun observatiepost, maar de luchtmacht zorgde ervoor dat de Irakezen hun aanval staakten en zich terugtrokken.[8]

         Niettemin waren de Irakezen in hun opzet geslaagd. Na enkele inleidende bombardementen op OP 7 wisten ze praktisch ongemerkt en ongehinderd de grens over te komen en Khafji binnen te dringen.[9] De Amerikaanse mariniers werden overvallen, konden geen weerstand bieden en moesten zich terugtrekken. De meesten slaagden erin via de sabkhas al-Mishab te bereiken, maar enkelen werden gedwongen zich in Khafji zelf schuil te houden. Op veel luchtsteun hoefden zij niet te rekenen, want die was bijna volledig aan de strijd in het westen toebedeeld. Toch konden de mariniers wel een rol van betekenis vervullen. Ze waren goed op de hoogte van de Iraakse posities in de stad en konden Central Command op de hoogte houden van de bewegingen van de Irakezen. Khafji werd vrijwel zonder slag of stoot ingenomen, wat een succes voor de Irakezen betekende. [10]

         De Saudische koning was woedend en eiste dat Khafji zo snel mogelijk werd heroverd. De Amerikanen zagen de verzameling van Iraakse troepen rondom en in Khafji als een uitgelezen kans deze uit te schakelen en wilden hen aanvallen, voordat ze zich konden terugtrekken in Koeweit. Er werd snel een plan bedacht om de aanval in te zetten. De Saudis wilden de Irakezen zelf, zij het gesteund door de Qatari, uit Khafji verjagen. Het plan was om de Iraakse communicatielijn ten noorden van Khafji af te snijden en de Irakezen vervolgens tot de overgave te dwingen. Het 5th Battalion 2nd SANG kreeg de taak om, ondersteund door de 8th MODA Brigade, de kustweg ten noorden van Khafji in te nemen en de benadering van Khafji zelf vanuit het zuiden was de taak van de Qatari brigade en het 7th Battalion 2nd SANG. Ondanks dat de Saudi’s de aanval voornamelijk zelf wilden uitvoeren, werden zij toch gesteund door de Amerikaanse artillerie en de - inmiddels voor Khafji vrijgemaakte - Air Force. [11]

         In de ochtend van 30 januari vielen de Saudische troepen Khafji en de kustweg aan. In het noorden slaagde de operatie, maar de aanval op Khafji zelf mislukte. De voorbereiding van de Saudi’s liet te wensen over en de aanval werd ongecoördineerd uitgevoerd. Ze schoten in het wilde weg en met alles wat ze hadden. De Irakezen probeerden in het noorden versterkingen naar de stad te sturen, maar deze werden opgevangen door de eenheden van het 5th Battalion. Na een kort maar  hevig gevecht gaven de Iraakse soldaten zich in groten getale over. De luchtaanvallen op de troepen in Khafji werden in de loop van 30 januari steeds heviger en de Iraakse bevelhebber aldaar, generaal Salah Aboud, vroeg zelfs toestemming om zich terug te mogen trekken.[12]

         In de ochtend van 31 januari bombardeerden Amerikaanse artillerie de Iraakse posities in Khafji. De Saudische troepen waren op dat moment bezig met de voorbereiding van een tweede poging om Khafji te heroveren. Ditmaal werd de voorbereiding wel serieus genomen en - gesteund door Amerikaanse Cobra helikopters en Harrier vliegtuigen -vielen ze Khafji opnieuw aan. De Iraakse troepen in Khafji beseften steeds meer dat ze er alleen voor stonden en dat hun positie kansloos was. Niettemin bleven ze weerstand bieden tegen de aanvallen van de Saudis en de Qatari.[13] De gevechten duurden de hele dag tot het donker werd. De volgende ochtend hervatten de coalitietroepen hun aanvallen en in de middag van 1 februari was Khafji bevrijd van de Iraakse troepen.[14]

         De verovering van Khafji was een succes voor de Irakezen. Ze waren in staat gebleken om een groot grondoffensief te starten en Khafji, ondanks de overmacht van coalitietroepen, twee dagen in bezit te houden. De verovering van Khafji resulteerde in het grondoffensief waar Saddam op had gehoopt. Maar bij de gevechten verloor hij veel van zijn troepen en was zijn leger niet meer in staat de gewenste slachtoffers te maken bij de Amerikanen en zo de wil van het Amerikaanse volk te breken. Voor de Amerikanen was de Slag bij Khafji vooral een bevestiging van de superioriteit van het luchtwapen over grondtroepen en werd de kwaliteit van de Iraakse troepen duidelijk.[15] De coalitie zou weinig van ze te vrezen hebben bij het grondoffensief. De Saudische troepen hadden laten zien dat zij in staat waren om met succes strijd te leveren en hadden zo een rol in de grondoorlog verdiend.[16] 



[1] Paul W. Westermeyer, U.S. Marines in Battle: Al-Khafji, 28 JANUARY – 1 FEBRUARY 1991 (Washington D.C. 2008) 1.
[2] Westermeyer, U.S. Marines in Battle, 3.
[3] Ibidem, 4.
[4] Westermeyer, U.S. Marines in Battle, 5.
[5] Ibidem, 9.
[6] Westermeyer, U.S. Marines in Battle, 9.
[7] Thomas Houlahan, Gulf War: The Complete History (New London 1999) 70.
[8] Houlahan, Gulf War, 73.
[9] Ibidem, 75.
[10] Westermeyer, U.S. Marines in Battle, 22.
[11] Westermeyer, U.S. Marines in Battle, 27.
[12] Ibidem, 30.
[13] Houlahan, Gulf War, 82.
[14] Ibidem, 83.
[15] Westermeyer, U.S. Marines in Battle, 33.
[16] Houlahan, Gulf War, 83-85.

3 april 1559: Vrede van Cateau-Cambrésis

Op 3 april 1559 werd het tweede gedeelte van de Vrede van Cateau-Cambrésis getekend door Hendrik II van Frankrijk en Filips II van Spanje. De dag ervoor was de eerste ondertekening door Hendrik II en Elizabeth I van Engeland. De vrede betekende het einde van de laatste Italiaanse Oorlog (1551-1559) en kwam er op neer dat een groot deel van Italië onderdeel werd van het Spaanse Rijk. Zowel Frankrijk als Spanje boekte terreinwinst, maar op de keper beschouwd heeft vooral Spanje het meeste resultaat geboekt. Ze hadden de Fransen buiten de deur gehouden en op Italiaanse bodem bleven slechts het Koninkrijk Savoie en de Republiek Venetië onafhankelijke staten, de rest kwam onder Spaans bestuur te staan. De omsingeling van Frankrijk door het Habsburgse Rijk bleef dus in stand en dat maakte de Spaanse Habsburgers tot de machtigste vorsten in Europa. Wel moet worden opgemerkt dat de positie van de Habsburgers in het Heilge Roomse Rijk als gevolg van de oorlog verzwakt was geraakt.
De vrede maakte een einde aan een periode van zestig jaar waarin Italië constant het strijdtoneel was geweest van de machtsstrijd tussen de Habsburgers en het Franse koningshuis.

maandag 2 april 2012

2 April 1982: De invasie van de Falklands


Hieronder een telexconversatie tussen de telexoperateur van de gouverneur van de Falklands en het Britse Ministerie van Defensie in Londen. Duidelijke taal, er was geen houden aan:

LON (London): HELLO THERE WHAT ARE ALL THESE RUMOURS WE HEAR THIS IS LONDON
FK (Falklands): WE HAVE LOTS OF NEW FRIENDS
LON: WHAT ABOUT INVASION RUMOURS
FK: THOSE ARE THE FRIENDS I WAS MEANING
LON: THEY HAVE LANDED
FK: ABSOLUTELY
LON: ARE YOU OPEN FOR TRAFFIC IE NORMAL TELEX SERVICE
FK: NO ORDERS ON THAT YET ONE MUST OBEY ORDERS
LON: WHOSE ORDERS
FK: THE NEW GOVERNORS
LON: ARGENTINA
FK: YES
LON: ARE THE ARGENTINIANS IN CONTROL
FK: YES YOU CAN'T ARGUE WITH THOUSANDS OF TROOPS PLUS ENORMOUS NAVY SUPPORT WHEN YOU ARE ONLY 1600 STRONG. STAND BY.

Profiel: MNLA (Mouvement National pour la Libération de l'Azawad)

De oprichting van de Nationale Beweging voor de bevrijding van Azawad is een direct gevolg van de opstand in Libië. De verdreven (en gedode) Libische leider Moammar Ghadaffi had in een poging om Libië voor zich te behouden de Toeareg benaderd voor een bondgenootschap. Een aantal is daar op in gegaan en bond, bewapend door Ghadaffi, de strijd aan met de opstandelingen. Enkele andere Toeareg-groepen kozen juist de kant van de opstandelingen en werden door hen bewapend om Ghadaffi te verdrijven. Na de val van Ghadaffi weigerden de Toeareg van beide zijden de wapens weer in de leveren en gingen deze gebruiken om gezamenlijk hun eigen strijd te gaan voeren voor een Azawad (naar verluid met behulp van Al Qaïda in de Islamitsche Maghreb (AQIM) en andere fundamentalistische groeperingen), een strijd die al sinds het begin van de twintigste eeuw af en toe oplaait en in januari 2012 een nieuwe fase inging. Azawad ligt in het noorden van Mali en beslaat een viertal regio's waaronder Timboektoe. De Touareg beschouwen Azawad als hun thuisland en willen erkenning van de regering in Bamako. Op 21 maart 2012 werd er in Mali door het leger een staatsgreep gepleegd en de Toeareg zagen hun kans schoon om het offensief op te voeren en met succes. Praktisch heel Azawad is inmiddels in hun handen. 

Oprichtingsjaar: 2011
Land van oorsprong: De Sahara (Toeareg wonen in Mali, Libië, Niger, Burkina Faso en Algerije)
Type: Guerillabeweging
Doelstelling: erkenning van de onafhankelijke staat Azawad voor alle volken die daar wonen (dus niet alleen de Toeareg)
Leider: Ag Mohamed Najem (leider van de strijdkrachten)
Troepensterkte: 1000-2500
Medestander(s): Libië (het is de vraag in hoeverre er gesproken kan worden van directe steun door Libië). De regering van Mali zegt dat de MNLA wordt gesteund door AQIM, maar dit is niet aangetoond.
Tegenstander(s): Mali, AFRICOM en tot voor kort Algerije, maar dat heeft in januari de steun ingetrokken om een oplossing in het conflict te forceren.
Staat van oorlog: Momenteel is de onafhankelijkheidsstrijd in volle gang en als gevolg van de staatsgreep en de daardoor ontstane interne problemen in Mali lijkt de MNLA zijn doel te bereiken.
Bewapening: MNLA gebruikt licht en zwaar kaliber hand- en schoudervuurwapens, RPG's en zwaarder materieel, onder andere raketwerpers, luchtafweer en anti-tankgeschut, dat is gemonteerd op pickups.
Operationeel gebied: Het noorden van Mali, Azawad.
Tactiek: Guerilla, bewegingsoorlog

Bekend wapenfeit: Verovering van Timboektoe. Na een succesvol offensief waarbij het grootste deel van Azawad in handen viel van de rebellen, viel de MNLA op 1 april 2012 de buitenwijken van Timboektoe aan, onder andere met door reguliere Malinese troepen achtergelaten wapens. Het Malinese leger was gevlucht en Arabische milities moesten de stad verdedigen. De milities gingen echter niet tot actie over toen de rebellen de stad in namen. Integendeel, militie-eenheden werden gezien met strijders van MNLA en er wordt gespeculeerd of de militie is overgelopen. De MNLA heeft de "volledige bevrijding van Timboektoe" uitgeroepen en op diverse overheidsgebouwen en op de militaire basis werd de vlag van Azawad gehesen. Een totale en belangrijke overwinning van de MNLA waarvan de gevolgen nog moeten blijken. Alles wijst er op dit moment op dat de bevrijding van Azawad op korte termijn een feit is.