Posts tonen met het label 18e eeuw. Alle posts tonen
Posts tonen met het label 18e eeuw. Alle posts tonen

vrijdag 13 maart 2015

Gevecht bij Fombio (8 mei 1796)

Gevecht bij Fombio (Giuseppe Pietro Bagetti)
(Bron (klik voor grotere afbeelding): http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/1/1a/Battaglia_di_Fombio.jpg)
 
Het dorpje Fombio, net ten noorden van de rivier de Po, ten noordoosten van Piacenza was het toneel van een onbesliste confrontatie op de avond van de 7e mei 1796 en van een vastberaden Franse aanval op de 8e. Generaal Liptay's vooruitgeschoven troepen (5.000 Oostenrijkers), de voorhoede van Beaulieu's leger, waren aanvankelijk succesvol op 7 mei, maar werden de volgende dag verdreven uit hun posities in het versterkte dorp door de Franse divisies van La Harpe en Dallemagne, misschien 18.000 man in het totaal, en werden twee uur lang teruggedreven in de richting van Lodi.
De verliezen aan beide zijden waren relatief groot. De Oostenrijkers verloren 280 man en 700 soldaten werden krijgsgevangen gemaakt; de Fransen incasseerden 150 doden en 300 gewonden alleen al in de eerste volley. Kolonel Jean Lannes onderscheidde zichzelf bij dit treffen.
 
Luitenant-Generaal Johann Peter De Beaulieu (1725-1819)
(Bron: http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/0/0f/Johann_Peter_Beaulieu.jpg/220px-Johann_Peter_Beaulieu.jpg

Dit artikel maakt onderdeel uit van het project "De vertaling van Dictionary of Napoleonic Wars" en is een vrije vertaling.
Originele tekst: Dictionary of Napoleonic Wars, p. 153.

donderdag 12 maart 2015

Les Sapeurs, de ingenieurs

Franse Sapeurs - 1809
(Bron: http://1579.be/uniformes/france-sapeurs-1809.jpg)
 
Sapeurs waren Franse militaire ingenieurs - la genie - en waren niet in grote getale beschikbaar na de Revolutie, en Napoleon had er 1,300 te weinig in zijn Leger van Italië. De sapeurs verrichtten zeer veel verschillende taken, van het plannen, toezicht houden en uitvoeren van belegeringen tot het aanleggen van wegen en bouwen van barakken en bruggen (waarbij ze geholpen werden door de zogenaamde pontonniers van wie er velen in feite behoorde tot de artillerie).
In het veld waren de ingenieurs georganiseerd in bataljons en werden ze aangevoerd door personen als Carnot, Chasseloup-Laubat, Haxo en Caffarelli. Ze waren verantwoordelijk voor een aantal zeer belangrijke acties zoals de belegeringen van Toulon, Mantua, Accra en Danzig en de aanleg van bruggen bij veldslagen als Aspern-Esseling, Wagram en de Berezina. Uiteindelijk waren er zeven bataljons met ingenieurs, totaal zo'n 10.000 man, maar ze werden in veel van hun taken bijgestaan door de pontonniers en bataljons met pioniers, veelal bestaand uit geallieerde troepen of zelfs krijgsgevangenen.
De topografische ingenieurs was een kleine staf met speciaal voor deze taak geselecteerde ingenieurs die als taak hadden om landmetingen te doen, kaarten te maken en vele andere taken van de generale staf uit te voeren. Het Bureau Topographique van het Ministerie van Oorlog onder Carnot bestond voornamelijk uit ingenieur officieren, alhoewel Napoleon ook een tijdje deel van hen uitmaakte in 1795.
 
Royal Engineers c. 1813, by Charles Stadden
(Bron: http://www.warof1812.ca/artificers_files/image002.jpg)
 
In het Britse leger werden de Royal Engineers pas een apart corps in 1760 nadat zij losgemaakt werden van de artillerie. Officieren, onderofficieren van de Royal Engineers en de Royal Corps of Artificers hadden vaak enorme materiaal tekorten in de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1808-1814). De gehele constructie gedurende 1809-1810 van de beroemde Torres Vedras werd uitgevoerd door luitenant-kolonel Richard Fletcher die daarbij werd geholpen door majoor Jones, zestien jonge sappeur officieren en Portugese werklieden. Bij de belegering van Badajoz in 1811 waren er slechts drie Royal Engineer sergeanten, evenveel korporaals en slechts 13 sappeurs aanwezig in het belegeringsleger. Kolonel Fletcher en achttien Royal Engineer officieren, aangevuld met twaalf officieren uit de linie regimenten, waren beschikbaar voor de belegering van Cuidad Rodrigo en vierentwintig van hen waren er bij de grote belegering van Badajoz in april 1812; bij de belegering van Burgos, na Salamanca, waren te weinig ingenieurs beschikbaar.
Niettemin deden Wellington's ingenieurs belangrijk werk bij verschillende grote operaties zoals bij San Sebastian in 1813. Ze kregen een enorme berg opdrachten, vele erg gevaarlijk - vooral als er mijnen gelegd moesten worden.
Zeven ingenieurs kwamen om bij Ciudad Rodrigo, dertien bij Badajoz, drie van de vijf bij Burgos en elf van de achttien die aanwezig waren bij San Sebastian, inclusief kolonel Fletcher.
Zeer regelmatig hadden ze ongeschikte gereedschappen en uitrusting en Wellington gaf openbaar kennis van de tekorten bij zijn ingenieurs. Britse ingenieurs officieren werden meestal opgeleid aan de Royal Military Academy in Woolwich, welke was opgericht in 1741.

Sir Richard Fletcher (1768 - 1813)
(Bron: http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/0/0c/SirRichardFletcher.jpg)


Dit artikel maakt onderdeel uit van het project "De vertaling van Dictionary of Napoleonic Wars" en is een vrije vertaling.
Originele tekst: Dictionary of Napoleonic Wars, p. 141.

zaterdag 7 maart 2015

Project: De Vertaling van "Dictionary of the Napoleonic Wars (David G. Chandler, 1979)"

Van mijn makker Onno de Meer van Jomini ontving ik recent het boek Dictionary of the Napoleonic Wars van David G. Chandler. Het boek is uit 1979 en omvat vrijwel alle begrippen, veldslagen en personen die een rol hebben gespeeld in de Napoleontische Oorlogen. Tevens zijn er diverse diagrammen, tijdsbalken, afbeeldingen en kaarten in het boek opgenomen ter illustratieve ondersteuning.
 
Omdat ik mij weer meer met militaire geschiedenis bezig wil houden en ik het leuk vind om meer te weten te komen over het voornoemde conflict, bedacht ik mij dat het misschien wel aardig zou zijn om Dictionary of the Napoleonic Wars naar het Nederlands te vertalen. Door dit te doen sla ik verschillende vliegen in een klap. Ik breid mijn eigen kennis uit, ik houd mijn schrijf- en vertaal vaardigheden op peil, ik ben weer bezig met mijn passie en, last but not least, ik bouw langzaam maar zeker een uitgebreid Nederlandstalig online naslagwerk op over de Napoleontische Oorlogen.
 
Ik zal proberen om zoveel mogelijk afbeeldingen bij de artikelen te voegen en af en toe wat extra informatie te geven. De afbeeldingen uit het boek zijn prima, maar ik ben niet in de gelegenheid deze in te scannen dus we zullen het moeten doen met elders verkregen afbeeldingen. Ik kan ook foto's maken van de afbeeldingen, maar daar verwacht ik kwaliteitstechnisch gezien niet zo veel van.
Ook moeten we niet vergeten dat het boek al bijna 36 jaar oud is en het voor kan komen dat de destijds bekende gegevens inmiddels achterhaald zijn. Wanneer dit het geval is en ik deze extra "externe" informatie aan een artikel toevoeg zal ik dat vermelden.

Ik ben niet van plan om dit project alfabetisch aan te pakken. De ter vertaling uitgekozen begrippen zijn puur gebaseerd op mijn eigen interesse. Ook is het niet waarschijnlijk dat er regelmaat zit in de publicatie van nieuwe vertalingen.
 
David Chandler in zijn werkkamer.
(bron: http://www.napoleonicsociety.com/images/Chandler_office.jpg)
Ik hoop dat jullie net zoveel plezier zullen beleven aan het lezen van de artikelen, als ik beleef aan het schrijven er van.

vrijdag 11 mei 2012

11 mei 1745: Slag bij Fontenoy

De Slag bij Fontenoy (in de buurt van Tournai, België) vond plaats op 11 mei 1745, tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748).  52.000 geallieerde (Nederlandse, Britse en Hannoveriaanse) troepen onder leiding van de Hertog van Cumberland namen het op tegen het Franse leger, aangevoerd door Maarschalk Maurice de Saxe, dat 50.000 man sterk was. De veldslag was een van de belangrijkste uit de Oostenrijkse Successieoorlog en een befaamde overwinning van de Fransen.

In april 1745 startte De Saxe een offensief om de in het voorgaande jaar behaalde resultaten verder uit te bouwen. Zijn aanvankelijke doel was om de Schelde te veroveren en zo een toegang te creëren naar het hart van de Oostenrijkse Nederlanden. Om dit te bewerkstelligen besloot hij eerst Tournai te belegeren. De geallieerden wilden op hun beurt Tournai ontzetten door de posities van De Saxe aan te vallen die zich bij het dorpje Fontenay in een natuurlijk defensief voordelige positie bevonden en deze hadden versterkt met verdedigingswerken. Nadat enkele aanvallen op de Fransen flanken mislukten, besloot Cumberland tot een aanval op het centrum van de Franse linie. De aanvalscolonne, bestaande uit Britse en Hannoveriaanse eenheden, vocht zich dwars door het Franse centrum heen en bezorgde de geallieerden bijna een overwinning. De Saxe moest al zijn beschikbare eenheden (infanterie, cavalerie en artillerie) inzetten om de vijandelijk troepen tot staan te brengen. De geallieerden trokken zich al vechtend in goede orde terug.
De Fransen hadden de aanval door defensieve vuurkracht en een sterke reserve af weten te slaan en Tournai viel korte tijd later. 
De verliezen waren aan beide zijden hoog. De geallieerden verloren 10.000-12.000 man en aan Franse zijde waren 7.000-7.500 slachtoffers te betreuren.

Dit Franse succes werd snel opgevolgd door een snelle opmars tegen het slecht georganiseerde en kleinere geallieerde leger, en Gent, Oudenaarde, Brugge en Dendermonde vielen in Franse handen. Het Britse leger trok zich terug naar Engeland om de opstand van de Jacobijnen neer te slaan. Hierdoor konden de Fransen ook de strategisch belangrijke havens van Oostende en Nieuwpoort veroveren, wat de communicatielijnen van de Britten met de Lage Landen bedreigde.
Tegen het einde van het jaar had De Saxe bijna de hele Oostenrijkse Nederlanden veroverd, wat hem tot nationale held in Frankrijk maakte.

Maarschalk Maurice de Saxe
                    

woensdag 18 april 2012

18 april 1797: Slag bij Neuwied

De Slag bij Neuwied (Duitsland) vond plaats op 18 april 1797 en was onderdeel van de Eerste Coalitieoorlog. 35.000 Fransen onder leiding van Generaal Louis Lazare Hoche namen het op tegen 10.000 tot 15.000 Oostenrijkers onder Generaal Franz von Werneck.

In de vroege ochtend van 18 april bracht Generaal Hoche zijn troepen naar de rechteroever van de Rijn in de buurt van Neuwied en Bendorf. De Oostenrijkers openden de slag met een artillerie salvo en als reactie hier op viel de Franse rechterflank de Oostenrijkse linkerflank aan. Na enkele aanvallen op belangrijke posities op de Oostenrijkse rechterflank, bij Bendorf, wist de Franse infanterie, met behulp van enkele eskadrons lichte cavalerie, de Oostenrijkers op dit punt terug te dringen. Een aanval van de Franse cavalerie dreef de Oostenrijkers uit het dorpje Sayn (ten oosten van Bensdorf). Hoche liet een colonne infanterie achter de vluchtende Oostenrijkers aan gaan en deze wist zeven kanonnen en vijf vaandels te veroveren. De Franse infanterie, gesteund door artillerievuur, slaagde er in de Oostenrijkse troepen uit het dorp Zolenberg te verdrijven waardoor ook de Oostenrijkse linkerflank brak.
Terwijl de Franse rechterflank de Oostenrijkse linkerflank aanviel, startte Hoche een tweede aanval op het centrum van de Oostenrijkse linies. Na een artilleriebombardement vielen Franse grenadiers de stellingen bij Hettersdorf aan en veroverden het stadje met een bajonetaanval terwijl huzaren het Oostenrijkse centrum in de linkerflank aanvielen. Hierdoor brak ook het centrum van de Oostenrijkse linies.
De troepen op de Oostenrijkse linkerflank wisten zich te herstellen en enkele aanvallen van de Fransen af te slaan. Hoche stuurde grenadiers, dragonders en de huzaren naar deze flank toe. De vijfhonderd huzaren vochten vier uur lang met zesduizend Oostenrijkers, totdat de rest van het Franse leger arriveerde. De Oostenrijkse linkerflank brak definitief terwijl ook de rechterflank het begaf.

Het Oostenrijkse leger telde drieduizend slachtoffers en nog eens zevenduizend werden gevangengenomen. De Fransen slaagden er in om zevenentwintig kanonnen en in totaal zeven vaandels buit te maken.
De slag was een overweldigend succes voor de Fransen, al waren zij wel veruit in de meerderheid en zou een andere uitkomst verrassend geweest zijn.
Het succesvolle offensief van Hoche kende geen vervolg. Vredesbesprekingen, die al bezig waren toen de slag plaatsvond, maakten door de Vrede van Leoben een einde aan de vijandelijkheden.


maandag 16 april 2012

16 april 1746: Slag bij Culloden

De Slag bij Culloden, die plaatsvond in de buurt van Inverness in de Schotse Hooglanden, was het laatste treffen in de Jacobitische Opstand van 1745. Op 16 april 1746 kwam het tot een treffen tussen de Jacobitische troepen, 7000 man sterk, onder leiding van Charles Edward Stuart en het leger van William Augustus, Hertog van Cumberland, van 8000 man, dat loyaal was aan de Britse regering. Aan het doel van de Jacobieten om het regerende Huis Hannover omver te werpen en het Huis Stuart terug op de troon te krijgen werd bij Culloden definitief een einde gemaakt. Charles Stuart deed nooit meer een poging om een einde te maken aan de macht van Hannover in Groot-Brittannië. De Slag bij Culloden was de laatste veldslag tussen twee legers die op Britse bodem werd uitgevochten.
Charles Stuart's Jacobitische leger bestond voornamelijk uit Schotse Highlanders, naast een aantal Lowlanders en een klein detachement Engelsen van het Manchester Regiment. De Jacobieten werden gesteund en bevoorraad door het Franse Koninkrijk en Franse en Ierse eenheden maakten ook onderdeel uit van het Jacobitische leger. Het regeringsleger was bijna volledig Engels, met uitzondering van enkele Schotse  High- en Lowlanders, een bataljon uit het Ierse Ulster, en een kleine groep soldaten uit Hessen en wat Oostenrijkers. De slag op het veen van Culloden was even snel als bloedig en duurde slechts een uur. Na een onsuccesvolle aanval van de Highlanders, de befaamde Highland Charge, op de linies van het regeringsleger, werden de Jacobieten teruggeslagen en van het slagveld verdreven. Tussen de 1500 en 2000 Jacobieten werden gedood of verwond in het korte treffen, aan Britse zijde vielen 50 doden en 259 gewonden. De nasleep van de slag en de direct op de nederlaag volgende onderdrukking van de Jacobieten was zeer bruut. Cumberland dankte er zijn spotnaam "Slager" aan. Er werden meteen pogingen gedaan om de Highlands verder op te nemen in het Koninkrijk Groot-Brittannië en straffen, die erop gericht waren om de bevloking te onderdrukken, werden ingesteld om de Gaelische cultuur te verzwakken en het Schotse clan-systeem aan te pakken.

Hieronder een video van de strijd zoals het er zo ongeveer uit gezien zou hebben, muzikaal ondersteund door het lied Ghosts of Culloden van Isla Grant.

dinsdag 10 april 2012

10 april 1741: Slag bij Mollwitz

Bij de Slag bij Mollwitz vochten 23.400 Pruisische soldaten onder leiding van de nieuwe Pruisische koning Frederik II (later ook bekend als Frederik de Grote) tegen 16.600 Oostenrijkse troepen onder Veldmaarschalk Wilhelm Reinhard von Neipperg. Het was één van de eerste botsingen tussen legers van beide landen in de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748).

Nadat Maria Theresa van Oostenrijk in oktober 1740 heerser werd over het Koninkrijk Bohemen en het Koninkrijk Hongarije, zag Frederik II zijn kans schoon en viel de provincie Silezïë binnen om land en bevolking aan Pruisen toe te voegen. Hij veroverde het hele gebied in razend tempo en zijn leger dacht een eenvoudige overwinning te hebben behaald en maakte zich klaar voor de winter. Maria Theresa liet de verovering niet over haar kant gaan en stuurde Veldmaarschalk Von Neipperg met een leger van 20.000 man naar Silezië om het te heroveren.

Het leger van Neipperg verrastte het Frederik II volledig en Neipperg leidde zijn leger langs dat van Frederik II om de stad Neisse te ontzetten die nog door de Pruisen belegerd werd. Beide veldheren spoedden zich in paralelle kolonnes noordwaarts om als eerste de stad te bereiken. Het weer was zeer slecht, maar Neipperg bereikte Neisse als eerste en sloeg daar zijn kamp op. Frederik's leger zat vast achter vijandelijke linies met een groot Oostenrijks leger tussen zijn leger en zijn koninkrijk waardoor zijn aanvoer- en communicatielijnen waren afgesneden. Een veldslag was niet te voorkomen.

Van gevangengenomen Oostenrijkse soldaten verkregen inlichtingen verschafte Frederik II inzicht in de exacte locatie van Neipperg's leger en diens posities bij Mollwitz (sinds 1945 heet het Małujowice en ligt het in Polen). Ochtendmist en sneeuw zorgden ervoor dat het leger ongezien kon optrekken naar Neipperg's legerkamp. Frederik II gaf zijn troepen de opdracht zich in slagorde op te stellen, in plaats van direct tot de aanval over te gaan wat ervaren bevelhebbers zouden hebben gedaan. Daarbij schatte hij door de sneeuwval de afstand tot de rivier, een uitloper van de Oder, op zijn rechterflank verkeerd in. Hij stelde een deel van zijn leger achter een bocht in de rivier op, waardoor deze geen deel konden nemen aan de strijd. 
Ook Neipperg bevond zich in een onfortuinlijke situatie. Toen hij Frederik's leger ontdekte, sliep zijn eigen leger nog en was het bovendien richting het noord-westen opgesteld. Hierdoor kon het leger van Frederik Neipperg in de rug aanvallen. Zo snel als zij konden maakten Neipperg's troepen zicht gereed en probeerden zij zich tot een eenheid met slagkracht te vormen. Uiteindelijk hadden beide partijen rond 13.00 uur de zaken op orde en waren zij gereed om de strijd met elkaar aan te binden.

De Pruisische troepen trokken op in twee secties, maar zes regimenten Oostenrijkse cavalerie vielen de Pruisische cavalerie op de (Pruisische) rechterflank aan en versloegen hen. Hierdoor kwam deze flank open te liggen en de Oostenrijkse cavalerie richtte zich op de kwetsbare Pruisische infanteristen. De situatie zag er hachelijk uit voor de Pruisen en Frederik werd aangeraden het slagveld te verlaten om gevangenschap of de dood te voorkomen. Hij nam dit advies aan en hierdoor redde hij zijn leven. De goed getrainde Pruisische infanterie liet zich echter niet van de wijs brengen door de aanstormende cavalerie en draaide naar de rechterflank en gaf doorlopend salvovuur af op de ruiters. De bevelhebber en de aanvoerders van de beide flanken van de Oostenrijkse cavalerie kwamen om waardoor de aanval werd afgeslagen en de Pruisische rechterflank zich wist te herstellen. Een tweede aanval door de Oostenrijkse cavalerie werd ingezet op de Pruisische linkerflank. Deze aanval werd met succes afgeslagen en de Pruisische Veldmaarschalk Kurt Christoph von Schwerin, die Frederik II had vervangen, gaf zijn infanterie het bevel tot de aanval over te gaan. De superieure vuurkracht van de uitstekend gedrilde Pruisische infanterie over die van de Oostenrijkse gaf de doorslag en de Oostenrijkers werden gedwongen zich terug te trekken. De overwinning was aan de Pruisen en Frederik II had Silezië aan zijn koninkrijk toegevoegd. 

donderdag 8 maart 2012

8 maart 1722: Slag bij Gulnabad

De Slag bij Gulnabad werd uitgevochten tussen militaire eenheden uit Afghanistan (20.000 man sterk) en het leger van het Rijk der Safawiden (meer dan 50.000 man), dat Perzië en Azerbeidzjan besloeg. De slag werd gewonnen door de Afghanen, die onder leiding stonden van sjah Mahmud Hotaki, waardoor deze het grootste deel van Perzië onder controle kregen. De Safawidische sjah Soltan Hoseyn I werd gevangen genomen tijdens de slag en door de nederlaag werd de ondergang van het einde van de dynastie der Safawiden ingeluid.

De Afghanen wonnen de oorlog en begonnen de verovering van het Safawidische Rijk. Het aantal slachtoffers van de Slag bij Gulnabad wordt geschat op vijfduizend tot vijftienduizend doden aan de kant van de Safawiden. Tijdens de zes maanden durende belegering van Isfahan, de hoofdstad van het Safawidische Rijk, die volgde op de Slag bij Gulnabad, zouden nog eens 80.000 Safawiden het leven laten als gevolg van de oorlog en honger.

De legers van de Safawiden en de Afghanen vochten in de achtiende eeuw  met artillerie, musketten, lansen, zwaarden en pijl en boog. Een ware mix tussen klassieke en moderne wapens. Vooral het leger van de Safawiden was gemoderniseerd en qua structuur gestoeld op Europese voorbeelden. Het was een goed getrained, staand leger, opgedeeld in drie divisies met elk hun specialisatie (cavalerie en licht bewapende infanterie, musketiers en artilleristen). De Afghanen waren minder goed georganiseerd en lichter bewapend. Niettemin brachten zij de Safawiden bij een Gulnabad een beslissende nederlaag toe.

Bronnen:http://en.wikipedia.org/wiki/The_Battle_of_Gulnabad, http://en.wikipedia.org/wiki/Military_history_of_Iran en http://nl.wikipedia.org/wiki/Safawiden
Afbeelding: Persian army infantry and Afghan fighters armed with muskets, bows, pistols and swords.
By Joseph Auguste Jules Laurens, from 'Voyage en Turquie et en Perse, exe´cute´ par ordre du Gouvernement Francais pendant les anne´es 1846, 1847 et 1848, etc'. Numbered 'Pl. LXVIII'

woensdag 29 februari 2012

29 februari 1704: De aanval op Deerfield (Oorlog van Koningin Anna)

De aanval op Deerfield vond plaats tijdens de Oorlog van Koningin Anna (als onderdeel van de Frans-Indiaanse oorlogen) op 29 februari 1704. Franse en Indiaanse troepen onder leiding van Jean-Baptiste Hertel de Rouville vielen vlak voor zonsopkomst Deerfield, Massachusetts, aan brandden een deel van het dorp plat en vermoorden vijfenzestig inwoners.

De Franse organisatoren van de aanval kregen hulp van strijders van verschillende Indiaanse volken, waaronder ongeveer driehonderd Pocumtucs die ooit in de omgeving hadden gewoond. De diversiteit van de eenheden die deelnamen aan de aanval droeg er aan bij dat de aanval niet geheel als een verrassing kwam. De inwoners van Deerfield verschansten zich achter pallisaden en versterkte huizen en wisten de aanvallen af te slaan tot er versterkingen kwamen die een aftocht van de aanvallers forceerden. De Fransen en Indianen namen meer dan honderd gevangenen mee en brandden 17 huizen af.

De aanvallers probeerden de gevangenen mee te nemen naar Canada, waarvoor er afstand van ongeveer 500 kilometer te voet moest worden afgelegd. Het was een barre winter en de rantsoenen waren onvoldoende voor de aanvallers en hun gevangenen. De gevangenen die te zwak waren om de tocht voort te zetten, over het algemeen vrouwen en kinderen, werden afgemaakt. Enkele gevangenen wisten te ontsnappen, de meeste werden na de betaling van losgeld vrijgelaten (de laatste zouden pas in 1706 terugkeren) en sommigen bleven bij de Indianen en gingen deel uit maken van de Indianen gemeenschap.

bron: http://en.wikipedia.org/wiki/1704_Raid_on_Deerfield