Posts tonen met het label Europa. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Europa. Alle posts tonen

vrijdag 13 maart 2015

Gevecht bij Fombio (8 mei 1796)

Gevecht bij Fombio (Giuseppe Pietro Bagetti)
(Bron (klik voor grotere afbeelding): http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/1/1a/Battaglia_di_Fombio.jpg)
 
Het dorpje Fombio, net ten noorden van de rivier de Po, ten noordoosten van Piacenza was het toneel van een onbesliste confrontatie op de avond van de 7e mei 1796 en van een vastberaden Franse aanval op de 8e. Generaal Liptay's vooruitgeschoven troepen (5.000 Oostenrijkers), de voorhoede van Beaulieu's leger, waren aanvankelijk succesvol op 7 mei, maar werden de volgende dag verdreven uit hun posities in het versterkte dorp door de Franse divisies van La Harpe en Dallemagne, misschien 18.000 man in het totaal, en werden twee uur lang teruggedreven in de richting van Lodi.
De verliezen aan beide zijden waren relatief groot. De Oostenrijkers verloren 280 man en 700 soldaten werden krijgsgevangen gemaakt; de Fransen incasseerden 150 doden en 300 gewonden alleen al in de eerste volley. Kolonel Jean Lannes onderscheidde zichzelf bij dit treffen.
 
Luitenant-Generaal Johann Peter De Beaulieu (1725-1819)
(Bron: http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/0/0f/Johann_Peter_Beaulieu.jpg/220px-Johann_Peter_Beaulieu.jpg

Dit artikel maakt onderdeel uit van het project "De vertaling van Dictionary of Napoleonic Wars" en is een vrije vertaling.
Originele tekst: Dictionary of Napoleonic Wars, p. 153.

donderdag 12 maart 2015

Les Sapeurs, de ingenieurs

Franse Sapeurs - 1809
(Bron: http://1579.be/uniformes/france-sapeurs-1809.jpg)
 
Sapeurs waren Franse militaire ingenieurs - la genie - en waren niet in grote getale beschikbaar na de Revolutie, en Napoleon had er 1,300 te weinig in zijn Leger van Italië. De sapeurs verrichtten zeer veel verschillende taken, van het plannen, toezicht houden en uitvoeren van belegeringen tot het aanleggen van wegen en bouwen van barakken en bruggen (waarbij ze geholpen werden door de zogenaamde pontonniers van wie er velen in feite behoorde tot de artillerie).
In het veld waren de ingenieurs georganiseerd in bataljons en werden ze aangevoerd door personen als Carnot, Chasseloup-Laubat, Haxo en Caffarelli. Ze waren verantwoordelijk voor een aantal zeer belangrijke acties zoals de belegeringen van Toulon, Mantua, Accra en Danzig en de aanleg van bruggen bij veldslagen als Aspern-Esseling, Wagram en de Berezina. Uiteindelijk waren er zeven bataljons met ingenieurs, totaal zo'n 10.000 man, maar ze werden in veel van hun taken bijgestaan door de pontonniers en bataljons met pioniers, veelal bestaand uit geallieerde troepen of zelfs krijgsgevangenen.
De topografische ingenieurs was een kleine staf met speciaal voor deze taak geselecteerde ingenieurs die als taak hadden om landmetingen te doen, kaarten te maken en vele andere taken van de generale staf uit te voeren. Het Bureau Topographique van het Ministerie van Oorlog onder Carnot bestond voornamelijk uit ingenieur officieren, alhoewel Napoleon ook een tijdje deel van hen uitmaakte in 1795.
 
Royal Engineers c. 1813, by Charles Stadden
(Bron: http://www.warof1812.ca/artificers_files/image002.jpg)
 
In het Britse leger werden de Royal Engineers pas een apart corps in 1760 nadat zij losgemaakt werden van de artillerie. Officieren, onderofficieren van de Royal Engineers en de Royal Corps of Artificers hadden vaak enorme materiaal tekorten in de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1808-1814). De gehele constructie gedurende 1809-1810 van de beroemde Torres Vedras werd uitgevoerd door luitenant-kolonel Richard Fletcher die daarbij werd geholpen door majoor Jones, zestien jonge sappeur officieren en Portugese werklieden. Bij de belegering van Badajoz in 1811 waren er slechts drie Royal Engineer sergeanten, evenveel korporaals en slechts 13 sappeurs aanwezig in het belegeringsleger. Kolonel Fletcher en achttien Royal Engineer officieren, aangevuld met twaalf officieren uit de linie regimenten, waren beschikbaar voor de belegering van Cuidad Rodrigo en vierentwintig van hen waren er bij de grote belegering van Badajoz in april 1812; bij de belegering van Burgos, na Salamanca, waren te weinig ingenieurs beschikbaar.
Niettemin deden Wellington's ingenieurs belangrijk werk bij verschillende grote operaties zoals bij San Sebastian in 1813. Ze kregen een enorme berg opdrachten, vele erg gevaarlijk - vooral als er mijnen gelegd moesten worden.
Zeven ingenieurs kwamen om bij Ciudad Rodrigo, dertien bij Badajoz, drie van de vijf bij Burgos en elf van de achttien die aanwezig waren bij San Sebastian, inclusief kolonel Fletcher.
Zeer regelmatig hadden ze ongeschikte gereedschappen en uitrusting en Wellington gaf openbaar kennis van de tekorten bij zijn ingenieurs. Britse ingenieurs officieren werden meestal opgeleid aan de Royal Military Academy in Woolwich, welke was opgericht in 1741.

Sir Richard Fletcher (1768 - 1813)
(Bron: http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/0/0c/SirRichardFletcher.jpg)


Dit artikel maakt onderdeel uit van het project "De vertaling van Dictionary of Napoleonic Wars" en is een vrije vertaling.
Originele tekst: Dictionary of Napoleonic Wars, p. 141.

woensdag 11 maart 2015

De Bezetting van Vlissingen (16 augustus 1809)

De beschieting van Vlissingen op 14 augustus 1809 door de Britse vloot onder leiding van Sir Richard Strachan.
(Bron: http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Sir_Richard_Strachan_-_Flushing.jpg)
De door de Graaf van Chatham opgezette expeditie naar Walcheren, die moest dienen als afleidingsmanoeuvre in noord-west Europa voor Napoleon die bij de Donau strijd leverde tegen Oostenrijk, liep uit op een mislukking. Hoewel er 40.000 man aan de monding van de Schelde aan land werd gebracht, verdween het verrassingselement als sneeuw voor de zon omdat het stadje Vlissingen in genomen moest worden.
Het in Vlissingen gelegerde garnizoen verweerde zich hevig, en alhoewel ze op 16 augustus 1809 uiteindelijk toch werd verslagen, was er door de heldhaftige verdediging genoeg tijd gewonnen voor koning Lodewijk Napoleon en Maarschalk Bernadotte om Antwerpen stevig te versterken. Ondertussen eiste malaria, door de Britten ook wel Walcheren fever genoemd, zijn tol bij het expeditieleger. Meer dan 10.000 soldaten werden ziek en de Britten stierven in grote getale, tegen het einde van de expeditie hadden er bijna 4000 het leven gelaten.

Graaf van Chatham
(Bron: http://commons.wikimedia.org/wiki/File:John_Pitt,_2nd_Earl_of_Chatham_(1756-1835)_by_Martin_Archer_Shee.jpg)
Dit artikel maakt onderdeel uit van het project "De vertaling van Dictionary of Napoleonic Wars" en is een vrije vertaling.
Originele tekst: Dictionary of Napoleonic Wars, p. 152.
Ter ondersteuning van dit artikel is gebruik gemaakt van de, uitgebreide, Wikipedia pagina over de Walcherenexpeditie, http://nl.wikipedia.org/wiki/Walcherenexpeditie

dinsdag 10 maart 2015

Maarschalk Graaf Alexander Kamenskoi (1731-1807)

Als jonge generaal diende Alexander Kamenskoi, met veel aanzien, onder de grote generalissimo Alexander Sumorov (1730-1800), maar toen de Campagne van 1806-1807 in Oost-Pruissen en Polen begon, was hij te oud om de functie van opperbevelhebber van het westelijke leger van de tsaar te bekleden. Hij bleek niet in staat om de Franse opmars richting Warschau tot staan te brengen en liet de gevechten bij Pultusk en Golymin aan zijn ondergeschikten over. Hij slaagde er eind december 1806 wel in de val van de Fransen te ontlopen en zijn leger bij Ostrolenka in veiligheid te brengen, een succes dat eigenlijk grotendeels te danken was aan de generaals Bennigsen en Buxhöwden aangezien Kamenskoi zijn functie neerlegde. Kamenskoi was een opvliegend type en werd op 9 januari 1807 vermoord door een boer.

Dit artikel maakt onderdeel uit van het project "De vertaling van Dictionary of Napoleonic Wars" en is een vrije vertaling.
Originele tekst: Dictionary of Napoleonic Wars, p. 222.

maandag 9 maart 2015

Slag bij Abensberg (20 april 1809)


Napoleon spreekt Beierse troepen toe.
(Jean-Baptiste Debret. Bron: http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/7/76/Abensberg.jpg)

De Oostenrijkse aanval in Beieren op de Fransen op 9 april 1809 kwam als een verrassing en pas na Napoleon's aankomst aan het front op 17 april werd de orde in de Franse gelederen hersteld.
Napoleon stelde Lannes aan het hoofd van een haastig gevormd legerkorps van 25.000 man dat centraal in de linie stond, met Davout's III Corps op de linker- en Lefebvre's VII Corps op de rechterflank. Napoleon voerde ten zuiden van Abensberg een massale aanval uit op het langgerekte centrum van Aartshertog Karel. Deze aanval splitte het Oostenrijkse leger in tweeën. Karel trok zijn rechterflank terug op Eckmühl, terwijl zijn linkerflank onder generaal Hiller naar het zuiden ging in de richting van Landshut.
 
Door deze aanval slaagden de Fransen er in het initiatief in de Campagne van 1809 te herwinnen. Het Franse leger was numeriek in de minderheid, 113.000 tegenover 161.000 Oostenrijkers, maar wist toch 2.700 Oostenrijkse slachtoffers en 4.000 krijgsgevangenen te maken.
 
(Bron: http://www.westpoint.edu/history/SiteAssets/SitePages/Napoleonic%20War/NapWars97.jpg)
 
Dit artikel maakt onderdeel uit van het project "De vertaling van Dictionary of Napoleonic Wars" en is een vrije vertaling.
Originele tekst: Dictionary of Napoleonic Wars, p. 1.

dinsdag 15 mei 2012

15 mei 1525: Slag bij Frankenhausen

De Slag bij Frankenhausen vond op 15 mei 1525 plaats en betekende het einde van de Duitse Boerenoorlog. De legers van Landgraaf Filip I van Hessen en Hertog George van Saksen, samen goed voor 6.000 man, versloegen het boerenleger (8.000 - 10.000 man sterk) onder Thomas Müntzer bij Frankenhausen in het graafschap Schwarzburg.
Op 29 april 1525 ontaardden ongeregeldheden in en rond Frankenhausen in een opstand. Een grote groep burgers sloten zich aan bij de opstand, bezetten het stadhuis en bestormden het kasteel van de graven van Schwarzburg. De daarop volgende dagen verzamelde zich een steeds groter wordende groep opstandelingen rond het stadje en toen Müntzer op 11 mei arriveerde met een leger van driehonderd strijders, hadden zich al enkele duizenden boeren uit Thuringen en Saksen geïnstalleerd in de velden rond Frankenhausen. 
Filip van Hessen en zijn schoonvader George van Saksen zaten Müntzer op de hielen en stuurden hun Landsknechten naar Frankenhausen.
De troepen van Hessen en Saksen waren voornamelijk huurlingen en waren goed bewapend, goed getraind en hadden een uitstekende moreel. De boeren daarentegen waren slecht uitgerust met zeisen en vlegels, hadden geen training gehad en hadden onderlinge onenigheid over wat ze zouden doen: vechten of onderhandelen? 
Op 14 mei hadden de boeren enkele aanvallen weten af te slaan, maar verzuimden zij om gebruik te maken van de overwinning en de vijand te verslaan. Integendeel, de boeren regelden een staakt-het-vuren en trokken zich terug in hun versterkte wagenpark om verdere acties te coördineren, dit terwijl de troepen van Saksen de boeren naderden. 
De volgende dag voegden de legers van Hessen en Saksen zich samen en verbraken zij direct het bestand door een gecombineerde aanval met infanterie, cavalerie en artillerie uit te voeren. De boeren werden verrast door de aanval en sloegen in paniek op de vlucht, de huurlingen achtervolgden hen en bleven aanvallen. De meeste opstandelingen werden gedood in de slachting. Het aantal slachtoffers aan de kant van de boeren lag tussen de 3.000 en 10.000 terwijl er slechts vier Landsknechten gedood en twee gewond werden.
Müntzer werd gevangengenomen, gemarteld en op 27 mei geëxecuteerd in Mühlhausen.


vrijdag 11 mei 2012

11 mei 1745: Slag bij Fontenoy

De Slag bij Fontenoy (in de buurt van Tournai, België) vond plaats op 11 mei 1745, tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748).  52.000 geallieerde (Nederlandse, Britse en Hannoveriaanse) troepen onder leiding van de Hertog van Cumberland namen het op tegen het Franse leger, aangevoerd door Maarschalk Maurice de Saxe, dat 50.000 man sterk was. De veldslag was een van de belangrijkste uit de Oostenrijkse Successieoorlog en een befaamde overwinning van de Fransen.

In april 1745 startte De Saxe een offensief om de in het voorgaande jaar behaalde resultaten verder uit te bouwen. Zijn aanvankelijke doel was om de Schelde te veroveren en zo een toegang te creëren naar het hart van de Oostenrijkse Nederlanden. Om dit te bewerkstelligen besloot hij eerst Tournai te belegeren. De geallieerden wilden op hun beurt Tournai ontzetten door de posities van De Saxe aan te vallen die zich bij het dorpje Fontenay in een natuurlijk defensief voordelige positie bevonden en deze hadden versterkt met verdedigingswerken. Nadat enkele aanvallen op de Fransen flanken mislukten, besloot Cumberland tot een aanval op het centrum van de Franse linie. De aanvalscolonne, bestaande uit Britse en Hannoveriaanse eenheden, vocht zich dwars door het Franse centrum heen en bezorgde de geallieerden bijna een overwinning. De Saxe moest al zijn beschikbare eenheden (infanterie, cavalerie en artillerie) inzetten om de vijandelijk troepen tot staan te brengen. De geallieerden trokken zich al vechtend in goede orde terug.
De Fransen hadden de aanval door defensieve vuurkracht en een sterke reserve af weten te slaan en Tournai viel korte tijd later. 
De verliezen waren aan beide zijden hoog. De geallieerden verloren 10.000-12.000 man en aan Franse zijde waren 7.000-7.500 slachtoffers te betreuren.

Dit Franse succes werd snel opgevolgd door een snelle opmars tegen het slecht georganiseerde en kleinere geallieerde leger, en Gent, Oudenaarde, Brugge en Dendermonde vielen in Franse handen. Het Britse leger trok zich terug naar Engeland om de opstand van de Jacobijnen neer te slaan. Hierdoor konden de Fransen ook de strategisch belangrijke havens van Oostende en Nieuwpoort veroveren, wat de communicatielijnen van de Britten met de Lage Landen bedreigde.
Tegen het einde van het jaar had De Saxe bijna de hele Oostenrijkse Nederlanden veroverd, wat hem tot nationale held in Frankrijk maakte.

Maarschalk Maurice de Saxe
                    

zaterdag 21 april 2012

21 april 1918: Het einde van de Rode Baron (incl. video van zijn begrafenis)

De Duitse gevechtspiloot Manfred von Richthofen, ook bekend onder zijn bijnaam 'De Rode Baron', was een van de beste piloten die in de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) gevochten hebben. De Rode Baron dankte zijn bijnaam aan het feit dat de vliegtuigen waar hij in vloog rood verfde en hoewel hij maar negentien van zijn tachtig overwinningen met de Fokker Dr. I behaalde, is dit type vliegtuig onlosmakelijk met hem verbonden geraakt. Von Richthofen was sinds 1911 in Duitse dienst en vanaf 1915 piloot, aanvankelijk als verkenner, maar later begon hij een carrière als gevechtsvlieger. 
Hij werd een van de beste Duitse piloten en haalde een record aantal van tachtig geallieerde vliegers neer, die vaak in numeriek overwicht waren en over betere toestellen beschikten.
Op 21 april 1918 stuitte Von Richthofen tijdens een van zijn vluchten over het front op de Sopwith Camel van Wilfrid May, een Canadese piloot met weinig ervaring. Von Richthofen zette de achtervolging in. Hij werd bij die actie gespot door een andere Camel van een andere Canadese piloot, Arthur Brown, die een duikvlucht maakte om Von Richthofen aan te vallen. De Rode Baron maakte een bocht om deze aanval te ontwijken en vervolgde zijn achtervolging van May. 
Op dat moment raakte Von Richthofen dodelijk gewond door een kogel die vanaf de grond werd afgevuurd en die zijn hart en een long beschadigde. Von Richthofen slaagde er nog in zijn toestel redelijk in tact aan de grond te krijgen, hij vloog op geringe hoogte, maar stierf vrijwel direct nadat hij dat had gedaan.

Von Richthofen had zoveel respect opgebouwd tijdens zijn carrière, ook aan geallieerde zijde, dat hij door het 3e Squadron van de Australische luchtmacht, die verantwoordelijk was voor zijn lichaam omdat het in hun operationele gebied terecht was gekomen, met de grootste militaire eer werd begraven. 


vrijdag 20 april 2012

Profiel: Spetsznas GRU

De Spetsnaz GRU zijn speciale eenheden van de Russische militaire inlichtingen dienst (de GRU). Ze staan bekend als de best getrainde en meest ervaren speciale eenheden van de Russische krijgsmacht. Spetsnaz, een Russische overkoepelende term voor speciale troepen, komen bij verschillende onderdelen van het Russische leger, de inlichtingendiensten en politie voor. De Spetsnaz GRU was de eerste Spetsnaz en werd opgericht in 1949 als verkenningseenheid die er op getraind was om speciale taken uit te voeren. Tegenwoordig wordt Spetsnaz GRU onder meer ingezet bij geheime missies, in de strijd tegen opstandelingen en bij conventionele conflicten waar Rusland bij betrokken is.


Oprichtingsjaar: 1949
Land van oorsprong: Rusland (voorheen Sovjet Unie)
Type: Speciale eenheden.
Doelstelling: Verdediging van de Russische belangen in binnen- en buitenland.
Leider: Generaal-majoor Igor Sergun (bevelhebber GRU)
Troepensterkte: Geheim, maar sommige bronnen beweren dat het aantal rond de 12.000 moet liggen. Er zijn negen brigades en één bataljon
Lopende missies: Onbekend / Geheim. Wel is bekend dat ze in 2008 zijn ingezet in de oorlog in Zuid-Ossetië.
Bewapening: De Spetsnaz GRU bedient zich van dezelfde uitrusting als de rest van het Russische leger. Het door de Spetsnaz GRU meest gebruikte handvuurwapen is de AK-74. Daarnaast beschikken zij over een, speciaal voor de Spetsnaz ontworpen, ballistisch mes waarvan het lemmet afgevuurd kan worden en waar tevens een enkelschots vuurwapen in verwerkt zit.
Operationeel gebied: Overal waar Russische belangen in het geding zijn of waar Rusland actieve operaties uitvoert. Vermoedelijk zijn ze momenteel als antiterroristische eenheden actief in de zuidelijke deelrepublieken.
Rol: Verkenning, moordaanslagen, sabotage en directe inzet
Bekend wapenfeit: Operatie Storm-333 waarbij 24 leden van Alfa Groep (onderdeel van Spetsnaz GRU), een dertigtal agenten van de KGB, een bataljon ´Moslim´ eenheden (de leden kwamen uitsluitend uit zuidelijke Sovjet Republieken) en tachtig paratroepers verkleed als Afghaanse soldaten op 27 december 1979 het presidentiële paleis in Kaboel bestormden om de toenmalige president van Afghanistan, Hafizullah Amin, af te zetten. De aanval was een succes, Amin werd gedood en diverse overheidsgebouwen werden bezet. Van de ongeveer 700 Sovjet troepen werden er slechts negentien gedood (waarvan slechts twee van Spetsnaz GRU) en raakten er ongeveer vijftig gewond. Aan Afghaanse zijde waren de verliezen groter, van de 2500 militaire bewakers kwamen er 200 om, raakten er 200 gewond en werden er 1700 gevangen genomen. Amin werd vervangen door de communist Babrak Karmal en het Sovjet offensief in Afghanistan werd in gang gezet.

woensdag 18 april 2012

18 april 1797: Slag bij Neuwied

De Slag bij Neuwied (Duitsland) vond plaats op 18 april 1797 en was onderdeel van de Eerste Coalitieoorlog. 35.000 Fransen onder leiding van Generaal Louis Lazare Hoche namen het op tegen 10.000 tot 15.000 Oostenrijkers onder Generaal Franz von Werneck.

In de vroege ochtend van 18 april bracht Generaal Hoche zijn troepen naar de rechteroever van de Rijn in de buurt van Neuwied en Bendorf. De Oostenrijkers openden de slag met een artillerie salvo en als reactie hier op viel de Franse rechterflank de Oostenrijkse linkerflank aan. Na enkele aanvallen op belangrijke posities op de Oostenrijkse rechterflank, bij Bendorf, wist de Franse infanterie, met behulp van enkele eskadrons lichte cavalerie, de Oostenrijkers op dit punt terug te dringen. Een aanval van de Franse cavalerie dreef de Oostenrijkers uit het dorpje Sayn (ten oosten van Bensdorf). Hoche liet een colonne infanterie achter de vluchtende Oostenrijkers aan gaan en deze wist zeven kanonnen en vijf vaandels te veroveren. De Franse infanterie, gesteund door artillerievuur, slaagde er in de Oostenrijkse troepen uit het dorp Zolenberg te verdrijven waardoor ook de Oostenrijkse linkerflank brak.
Terwijl de Franse rechterflank de Oostenrijkse linkerflank aanviel, startte Hoche een tweede aanval op het centrum van de Oostenrijkse linies. Na een artilleriebombardement vielen Franse grenadiers de stellingen bij Hettersdorf aan en veroverden het stadje met een bajonetaanval terwijl huzaren het Oostenrijkse centrum in de linkerflank aanvielen. Hierdoor brak ook het centrum van de Oostenrijkse linies.
De troepen op de Oostenrijkse linkerflank wisten zich te herstellen en enkele aanvallen van de Fransen af te slaan. Hoche stuurde grenadiers, dragonders en de huzaren naar deze flank toe. De vijfhonderd huzaren vochten vier uur lang met zesduizend Oostenrijkers, totdat de rest van het Franse leger arriveerde. De Oostenrijkse linkerflank brak definitief terwijl ook de rechterflank het begaf.

Het Oostenrijkse leger telde drieduizend slachtoffers en nog eens zevenduizend werden gevangengenomen. De Fransen slaagden er in om zevenentwintig kanonnen en in totaal zeven vaandels buit te maken.
De slag was een overweldigend succes voor de Fransen, al waren zij wel veruit in de meerderheid en zou een andere uitkomst verrassend geweest zijn.
Het succesvolle offensief van Hoche kende geen vervolg. Vredesbesprekingen, die al bezig waren toen de slag plaatsvond, maakten door de Vrede van Leoben een einde aan de vijandelijkheden.


dinsdag 17 april 2012

17 april 1986: Einde aan de 335-jarige Oorlog tussen Nederland en de Scilly-eilanden

Tijdens de Tweede Engelse Burgeroorlog (1642-1652) vochten de Parlementariërs onder Oliver Cromwell aan de uiterste grenzen van het Koninkrijk Engeland tegen de Royalisten. Cromwell wist in 1648 de laatste Royalisten die zich in het westen ophielden van het vasteland te verdrijven. De marine van de Royalisten werd gedwongen zich terug te trekken naar de Scilly Eilandengroep die voor de kust van Cornwall, in het zuidwesten van Engeland, liggen en bezit waren van een Royalist.
De marine van de Verenigde Provinciën der Nederlanden was een bondgenoot van de Parlementariërs. De Nederlanders hadden tijdens de Tachtigjarige Oorlog steun gekregen van de Engelsen. Na de Vrede van Munster in 1648, probeerden de Nederlanders hun alliantie met de Engelsen in stand te houden en kozen er voor de partij die waarschijnlijk de Burgeroorlog zou gaan winnen te steunen.
De Nederlandse vloot had veel te lijden van de Roylistische vloot bij de Scilly-eilanden en Admiraal Tromp voer in maart 1651 naar de eilanden om te eisen dat de Nederlandse schepen gerepareerd zouden worden en buitgemaakte goederen zouden worden teruggegeven. Het antwoord dat hij kreeg beviel hem niet en hij verklaarde hen de oorlog. Aangezien heel Engeland, behalve de Scilly-eilanden, in handen was van de Parlementariërs, gold de oorlogsverklaring specifiek voor de eilandengroep.

In juni 1651 dwongen Parlementarische troepen de Royalistische vloot tot de overgave. De Nederlandse vloot vertrok zonder een schot te hebben gelost, maar ook zonder een vredesverdrag te hebben getekend.
In 1986 lichtte de historicus Roy Duncan de Nederlandse ambassade in Londen in over het gerucht dat de Scilly-eilanden nog in oorlog zouden zijn met de Nederlanders. De Nederlandse ambassadeur, Jhr. Rein Huydecoper, toog naar de eilanden om daar, na 335 jaar oorlog, op 17 april 1986 officieel een vredesverdrag te tekenen.

Overigens was Nederland sinds 1651 ook in oorlog met het Taromak volk van Taiwan. Die oorlog werd officieel beeïndigd in 2010 en duurde dus langer dan het conflict met Scilly.

Het komt vaker voor dat er wordt vergeten om officieel vrede te sluiten. Meest opvallend is misschien wel de vrede tussen de Geallieerden in de Tweede Wereldoorlog en Duitsland, die pas in 1990 een vredesverdrag tekenden.

maandag 16 april 2012

16 april 1746: Slag bij Culloden

De Slag bij Culloden, die plaatsvond in de buurt van Inverness in de Schotse Hooglanden, was het laatste treffen in de Jacobitische Opstand van 1745. Op 16 april 1746 kwam het tot een treffen tussen de Jacobitische troepen, 7000 man sterk, onder leiding van Charles Edward Stuart en het leger van William Augustus, Hertog van Cumberland, van 8000 man, dat loyaal was aan de Britse regering. Aan het doel van de Jacobieten om het regerende Huis Hannover omver te werpen en het Huis Stuart terug op de troon te krijgen werd bij Culloden definitief een einde gemaakt. Charles Stuart deed nooit meer een poging om een einde te maken aan de macht van Hannover in Groot-Brittannië. De Slag bij Culloden was de laatste veldslag tussen twee legers die op Britse bodem werd uitgevochten.
Charles Stuart's Jacobitische leger bestond voornamelijk uit Schotse Highlanders, naast een aantal Lowlanders en een klein detachement Engelsen van het Manchester Regiment. De Jacobieten werden gesteund en bevoorraad door het Franse Koninkrijk en Franse en Ierse eenheden maakten ook onderdeel uit van het Jacobitische leger. Het regeringsleger was bijna volledig Engels, met uitzondering van enkele Schotse  High- en Lowlanders, een bataljon uit het Ierse Ulster, en een kleine groep soldaten uit Hessen en wat Oostenrijkers. De slag op het veen van Culloden was even snel als bloedig en duurde slechts een uur. Na een onsuccesvolle aanval van de Highlanders, de befaamde Highland Charge, op de linies van het regeringsleger, werden de Jacobieten teruggeslagen en van het slagveld verdreven. Tussen de 1500 en 2000 Jacobieten werden gedood of verwond in het korte treffen, aan Britse zijde vielen 50 doden en 259 gewonden. De nasleep van de slag en de direct op de nederlaag volgende onderdrukking van de Jacobieten was zeer bruut. Cumberland dankte er zijn spotnaam "Slager" aan. Er werden meteen pogingen gedaan om de Highlands verder op te nemen in het Koninkrijk Groot-Brittannië en straffen, die erop gericht waren om de bevloking te onderdrukken, werden ingesteld om de Gaelische cultuur te verzwakken en het Schotse clan-systeem aan te pakken.

Hieronder een video van de strijd zoals het er zo ongeveer uit gezien zou hebben, muzikaal ondersteund door het lied Ghosts of Culloden van Isla Grant.

donderdag 12 april 2012

12 april 1945: Bevrijding Kamp Westerbork

Op 12 april 1945 bevrijdden Canadese soldaten het Kamp Westerbork bij Hooghalen (Drenthe). Westerbork was een doorgangskamp voor voornamelijk Joden die later op transport zouden gaan naar andere concentratiekampen zoals Auschwitz, Theresienstadt en Bergen-Belsen. Westerbork was in 1939 aangelegd om vluchtelingen uit Duitsland op te vangen. In 1942 namen de Duitsers het kamp in gebruik als doorgangskamp voor Joden, zigeuners, verzetsmensen en andere 'vijanden van Duitsland'.
In totaal hebben er 107.000 Joden in Westerbork gezeten, waarvan er 5.000 de oorlog hebben overleefd.

Hieronder een geluidloze film van een transport dat op 19 mei 1944 is vertrokken naar Auschwitz.

woensdag 11 april 2012

11 april 1945: De bevrijding van Buchenwald (SCHOKKEND BEELDMATERIAAL)

Op 11 april 1945 werd het concentratiekamp Buchenwald bevrijd door eenheden van de US 9th Armored Infantry Battalion. Hieronder een contemporain filmpje over de verschrikkingen in het kamp en het gedwongen bezoek dat de bevolking uit de omgeving aan het kamp moest brengen om hen te confronteren met wat er zich in hun achtertuin had afgespeeld. Een waarschuwing voor schokkend beeldmateriaal is op zijn plaats, dus: het filmpje kijken is op eigen risico.

dinsdag 10 april 2012

10 april 1741: Slag bij Mollwitz

Bij de Slag bij Mollwitz vochten 23.400 Pruisische soldaten onder leiding van de nieuwe Pruisische koning Frederik II (later ook bekend als Frederik de Grote) tegen 16.600 Oostenrijkse troepen onder Veldmaarschalk Wilhelm Reinhard von Neipperg. Het was één van de eerste botsingen tussen legers van beide landen in de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748).

Nadat Maria Theresa van Oostenrijk in oktober 1740 heerser werd over het Koninkrijk Bohemen en het Koninkrijk Hongarije, zag Frederik II zijn kans schoon en viel de provincie Silezïë binnen om land en bevolking aan Pruisen toe te voegen. Hij veroverde het hele gebied in razend tempo en zijn leger dacht een eenvoudige overwinning te hebben behaald en maakte zich klaar voor de winter. Maria Theresa liet de verovering niet over haar kant gaan en stuurde Veldmaarschalk Von Neipperg met een leger van 20.000 man naar Silezië om het te heroveren.

Het leger van Neipperg verrastte het Frederik II volledig en Neipperg leidde zijn leger langs dat van Frederik II om de stad Neisse te ontzetten die nog door de Pruisen belegerd werd. Beide veldheren spoedden zich in paralelle kolonnes noordwaarts om als eerste de stad te bereiken. Het weer was zeer slecht, maar Neipperg bereikte Neisse als eerste en sloeg daar zijn kamp op. Frederik's leger zat vast achter vijandelijke linies met een groot Oostenrijks leger tussen zijn leger en zijn koninkrijk waardoor zijn aanvoer- en communicatielijnen waren afgesneden. Een veldslag was niet te voorkomen.

Van gevangengenomen Oostenrijkse soldaten verkregen inlichtingen verschafte Frederik II inzicht in de exacte locatie van Neipperg's leger en diens posities bij Mollwitz (sinds 1945 heet het Małujowice en ligt het in Polen). Ochtendmist en sneeuw zorgden ervoor dat het leger ongezien kon optrekken naar Neipperg's legerkamp. Frederik II gaf zijn troepen de opdracht zich in slagorde op te stellen, in plaats van direct tot de aanval over te gaan wat ervaren bevelhebbers zouden hebben gedaan. Daarbij schatte hij door de sneeuwval de afstand tot de rivier, een uitloper van de Oder, op zijn rechterflank verkeerd in. Hij stelde een deel van zijn leger achter een bocht in de rivier op, waardoor deze geen deel konden nemen aan de strijd. 
Ook Neipperg bevond zich in een onfortuinlijke situatie. Toen hij Frederik's leger ontdekte, sliep zijn eigen leger nog en was het bovendien richting het noord-westen opgesteld. Hierdoor kon het leger van Frederik Neipperg in de rug aanvallen. Zo snel als zij konden maakten Neipperg's troepen zicht gereed en probeerden zij zich tot een eenheid met slagkracht te vormen. Uiteindelijk hadden beide partijen rond 13.00 uur de zaken op orde en waren zij gereed om de strijd met elkaar aan te binden.

De Pruisische troepen trokken op in twee secties, maar zes regimenten Oostenrijkse cavalerie vielen de Pruisische cavalerie op de (Pruisische) rechterflank aan en versloegen hen. Hierdoor kwam deze flank open te liggen en de Oostenrijkse cavalerie richtte zich op de kwetsbare Pruisische infanteristen. De situatie zag er hachelijk uit voor de Pruisen en Frederik werd aangeraden het slagveld te verlaten om gevangenschap of de dood te voorkomen. Hij nam dit advies aan en hierdoor redde hij zijn leven. De goed getrainde Pruisische infanterie liet zich echter niet van de wijs brengen door de aanstormende cavalerie en draaide naar de rechterflank en gaf doorlopend salvovuur af op de ruiters. De bevelhebber en de aanvoerders van de beide flanken van de Oostenrijkse cavalerie kwamen om waardoor de aanval werd afgeslagen en de Pruisische rechterflank zich wist te herstellen. Een tweede aanval door de Oostenrijkse cavalerie werd ingezet op de Pruisische linkerflank. Deze aanval werd met succes afgeslagen en de Pruisische Veldmaarschalk Kurt Christoph von Schwerin, die Frederik II had vervangen, gaf zijn infanterie het bevel tot de aanval over te gaan. De superieure vuurkracht van de uitstekend gedrilde Pruisische infanterie over die van de Oostenrijkse gaf de doorslag en de Oostenrijkers werden gedwongen zich terug te trekken. De overwinning was aan de Pruisen en Frederik II had Silezië aan zijn koninkrijk toegevoegd. 

dinsdag 3 april 2012

3 april 1559: Vrede van Cateau-Cambrésis

Op 3 april 1559 werd het tweede gedeelte van de Vrede van Cateau-Cambrésis getekend door Hendrik II van Frankrijk en Filips II van Spanje. De dag ervoor was de eerste ondertekening door Hendrik II en Elizabeth I van Engeland. De vrede betekende het einde van de laatste Italiaanse Oorlog (1551-1559) en kwam er op neer dat een groot deel van Italië onderdeel werd van het Spaanse Rijk. Zowel Frankrijk als Spanje boekte terreinwinst, maar op de keper beschouwd heeft vooral Spanje het meeste resultaat geboekt. Ze hadden de Fransen buiten de deur gehouden en op Italiaanse bodem bleven slechts het Koninkrijk Savoie en de Republiek Venetië onafhankelijke staten, de rest kwam onder Spaans bestuur te staan. De omsingeling van Frankrijk door het Habsburgse Rijk bleef dus in stand en dat maakte de Spaanse Habsburgers tot de machtigste vorsten in Europa. Wel moet worden opgemerkt dat de positie van de Habsburgers in het Heilge Roomse Rijk als gevolg van de oorlog verzwakt was geraakt.
De vrede maakte een einde aan een periode van zestig jaar waarin Italië constant het strijdtoneel was geweest van de machtsstrijd tussen de Habsburgers en het Franse koningshuis.

donderdag 22 maart 2012

Profiel: Franse Vreemdelingenlegioen

Het Franse Vreemdelingenlegioen werd in 1831 opgericht om soldaten die niet de Franse nationaliteit hadden voor het Franse leger te kunnen behouden. Er was in 1830 namelijk een wet aangenomen die bepaalde dat alleen Fransen deel uit mochten maken van het Franse leger. Aanvankelijk werd het Franse Vreemdelingenlegioen gestationeerd in Algerije om de Franse belangen in Noord-Afrika te verdedigen. Tegenwoordig is het hoofdkwartier gevestigd in Aubagne (Zuid-Frankrijk).

Oprichtingsjaar: 1831
Land van oorsprong: Frankrijk
Type: Officieel onderdeel van de Franse krijgsmacht
Doelstelling:  verdediging van het Franse territorium en de Franse belangen in de wereld, en de handhaving van stabiliteit in de wereld.
Leider: Brigade Generaal Christophe de Saint Chamas
Troepensterkte: 7.700, verdeeld over elf regimenten (waaronder een regiment parachutisten en een cavalerie regiment)
Lopende missies: Frans-Guyana, Afghanistan, Mayotte, Verenigde Arabische Emiraten, Gabon. De missies betreffen voornamelijk preventieve aanwezigheid, behalve Afghanistan (interventie) en Frans-Guyana (bescherming).
Bewapening: Het Legioen bedient zich van dezelfde uitrusting als de rest van het Franse leger. Het meest gebruikte handvuurwapen is de FAMAS F1. Verder beschikt het Vreemdelingenlegioen over lichte tanks (ERC 90 Sagaie), APC's (VAB), gewapende pantserwagens / tank destroyers (AMX 10 RC) en lichte pantservoertuigen (Panhard VBL). Tevens beschikt het Franse Vreemdelingenlegioen over een regiment parachutisten dat ook ingezet wordt voor speciale operaties.
Operationeel gebied: Overal ter wereld waar Franse belangen in het geding zijn of Frankrijk deelneemt aan internationale missies. De afgelopen twintig jaar was het Legioen onder andere actief in Rwanda, Gabon, Zaïre, Centraal Afrikaanse Republiek, Bosnië-Herzegovina, Cambodja, Somalië, Kosovo (KFOR), Afghanistan (Enduring Freedom), Ivoorkust en Tsjaad (EUFOR Tchad).
Tactiek: Conventionele oorlogvoering.
Bekend wapenfeit: Slag bij Kolwezi. Op 18 mei 1978 namen Katangese rebellen in de Zaïrese stad Kolwezi 3.000 Europeanen gevangen. 600 parachutisten van het 2e Regiment Legionnaires namen Kolwezi in en neutraliseerden de rebellen. Belgische parachutisten bevrijdden vervolgens de gevangenen.
Website: http://www.legion-etrangere.com/

Een Legionnaire in actie bij Kolwezi

woensdag 21 maart 2012

21 maart 1945: Operatie Carthago

Operatie Carthago was een Britse luchtaanval op Kopenhagen die werd uitgevoerd op 21 maart 1945. Het doel was het Shellhus, het hoofdkwartier van de Gestapo in het centrum van de stad. Het gebouw werd gebruikt als archief voor de opslag documenten en om Deense burgers te martelen. Een soortegelijke aanval op het hoofdkwartier in Aarhus in 1944 was een succes geweest.

Er was om een bombardement verzocht door leden van het Deense verzet omdat zij hoopten dat er leden van hun organisatie bevrijd zouden kunnen worden en dat voor de Gestapo belangrijk documentatie vernietigt zou worden. Aanvankelijk weigerden de Britten de aanval uit te voeren omdat zij het een te gevaarlijke operatie vonden. Het complex lag midden in de stad en er zou laag gevlogen moeten worden om een succesvolle aanval uit te voeren. Uiteindelijk werd, na herhaaldelijke verzoeken van de Denen, toch besloten om tot het bombardement over te gaan.

De aanval werd in drie golven uitgevoerd door in totaal achttien Havilland Mosquito's van de Royal Air Force, die daarbij werden beschermd door dertig Mustang F.III gevechtsvliegtuigen om Duitse vliegtuigen uit de buurt te houden en om FLAK-geschut uit te schakelen.

De vliegtuigen stegen vroeg in de morgen op en bereikten Kopenhagen rond 11.00 uur. De aanval werd zeer laag uitgevoerd, op rooftop level. Tijdens de eerste aanval botste één Moqsuito tegen een lantaarnpaal waarbij deze zijn vleugel beschadigde en op anderhalve kilometer van het doel in een school neerstortte. Diverse bommenwerpers in de twee volgende aanvalsgolven zagen de brandende school aan voor het Gestapo-hoofdkwartier en loosden hun bommen op de school waardoor er 125 Deense burgers omkwamen, waaronder zesentachtig schoolkinderen.

De volgende dag werden er verkenningsvluchten gemaakt om de aan het doelwit toegebrachte schade in kaart te brengen. De schade was groot en de westelijke vleugel van het gebouw was totaal vernietigt en het gebouw stond volledig in de brand.

De aanval was succesvol en de operaties van de Gestapo in Denemarken ondervonden er grote hinder van. Tevens wisten achttien gevangenen te ontsnappen. Vijfenvijftig Duitse soldaten, zevenenveertig Deense medewerkers van de Gestapo en acht gevangenen kwamen om. Vier Mosquito's en twee Mustangs waren neergestort waarbij negen RAF-vliegers omkwamen. 

Deze verliezen staan uiteraard in schril contrast met de slachtoffers die er in de school waren gevallen.  Hadden de Britten voet bij stuk moeten houden? Hun stelling dat  het een te gevaarlijke missie zou zijn bleek niet ongegrond. Blijkbaar woog het nemen van een dergelijk risico toch op tegen de eventuele noodlottige gevolgen. 
Onnodige burgerslachtoffers zijn helaas niet altijd te voorkomen en wie weet hoeveel levens er gespaard zijn door het succes van de aanval. Collateral damage, zullen we maar zeggen....


donderdag 8 maart 2012

Video: Russische anti-tank honden

Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben de Russen honden ingezet tegen de Duitse pantsers, waarschijlijk bij een gebrek aan fatsoenlijk anti-tank materieel.