Posts tonen met het label 19e eeuw. Alle posts tonen
Posts tonen met het label 19e eeuw. Alle posts tonen

donderdag 12 maart 2015

Les Sapeurs, de ingenieurs

Franse Sapeurs - 1809
(Bron: http://1579.be/uniformes/france-sapeurs-1809.jpg)
 
Sapeurs waren Franse militaire ingenieurs - la genie - en waren niet in grote getale beschikbaar na de Revolutie, en Napoleon had er 1,300 te weinig in zijn Leger van Italië. De sapeurs verrichtten zeer veel verschillende taken, van het plannen, toezicht houden en uitvoeren van belegeringen tot het aanleggen van wegen en bouwen van barakken en bruggen (waarbij ze geholpen werden door de zogenaamde pontonniers van wie er velen in feite behoorde tot de artillerie).
In het veld waren de ingenieurs georganiseerd in bataljons en werden ze aangevoerd door personen als Carnot, Chasseloup-Laubat, Haxo en Caffarelli. Ze waren verantwoordelijk voor een aantal zeer belangrijke acties zoals de belegeringen van Toulon, Mantua, Accra en Danzig en de aanleg van bruggen bij veldslagen als Aspern-Esseling, Wagram en de Berezina. Uiteindelijk waren er zeven bataljons met ingenieurs, totaal zo'n 10.000 man, maar ze werden in veel van hun taken bijgestaan door de pontonniers en bataljons met pioniers, veelal bestaand uit geallieerde troepen of zelfs krijgsgevangenen.
De topografische ingenieurs was een kleine staf met speciaal voor deze taak geselecteerde ingenieurs die als taak hadden om landmetingen te doen, kaarten te maken en vele andere taken van de generale staf uit te voeren. Het Bureau Topographique van het Ministerie van Oorlog onder Carnot bestond voornamelijk uit ingenieur officieren, alhoewel Napoleon ook een tijdje deel van hen uitmaakte in 1795.
 
Royal Engineers c. 1813, by Charles Stadden
(Bron: http://www.warof1812.ca/artificers_files/image002.jpg)
 
In het Britse leger werden de Royal Engineers pas een apart corps in 1760 nadat zij losgemaakt werden van de artillerie. Officieren, onderofficieren van de Royal Engineers en de Royal Corps of Artificers hadden vaak enorme materiaal tekorten in de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1808-1814). De gehele constructie gedurende 1809-1810 van de beroemde Torres Vedras werd uitgevoerd door luitenant-kolonel Richard Fletcher die daarbij werd geholpen door majoor Jones, zestien jonge sappeur officieren en Portugese werklieden. Bij de belegering van Badajoz in 1811 waren er slechts drie Royal Engineer sergeanten, evenveel korporaals en slechts 13 sappeurs aanwezig in het belegeringsleger. Kolonel Fletcher en achttien Royal Engineer officieren, aangevuld met twaalf officieren uit de linie regimenten, waren beschikbaar voor de belegering van Cuidad Rodrigo en vierentwintig van hen waren er bij de grote belegering van Badajoz in april 1812; bij de belegering van Burgos, na Salamanca, waren te weinig ingenieurs beschikbaar.
Niettemin deden Wellington's ingenieurs belangrijk werk bij verschillende grote operaties zoals bij San Sebastian in 1813. Ze kregen een enorme berg opdrachten, vele erg gevaarlijk - vooral als er mijnen gelegd moesten worden.
Zeven ingenieurs kwamen om bij Ciudad Rodrigo, dertien bij Badajoz, drie van de vijf bij Burgos en elf van de achttien die aanwezig waren bij San Sebastian, inclusief kolonel Fletcher.
Zeer regelmatig hadden ze ongeschikte gereedschappen en uitrusting en Wellington gaf openbaar kennis van de tekorten bij zijn ingenieurs. Britse ingenieurs officieren werden meestal opgeleid aan de Royal Military Academy in Woolwich, welke was opgericht in 1741.

Sir Richard Fletcher (1768 - 1813)
(Bron: http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/0/0c/SirRichardFletcher.jpg)


Dit artikel maakt onderdeel uit van het project "De vertaling van Dictionary of Napoleonic Wars" en is een vrije vertaling.
Originele tekst: Dictionary of Napoleonic Wars, p. 141.

woensdag 11 maart 2015

De Bezetting van Vlissingen (16 augustus 1809)

De beschieting van Vlissingen op 14 augustus 1809 door de Britse vloot onder leiding van Sir Richard Strachan.
(Bron: http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Sir_Richard_Strachan_-_Flushing.jpg)
De door de Graaf van Chatham opgezette expeditie naar Walcheren, die moest dienen als afleidingsmanoeuvre in noord-west Europa voor Napoleon die bij de Donau strijd leverde tegen Oostenrijk, liep uit op een mislukking. Hoewel er 40.000 man aan de monding van de Schelde aan land werd gebracht, verdween het verrassingselement als sneeuw voor de zon omdat het stadje Vlissingen in genomen moest worden.
Het in Vlissingen gelegerde garnizoen verweerde zich hevig, en alhoewel ze op 16 augustus 1809 uiteindelijk toch werd verslagen, was er door de heldhaftige verdediging genoeg tijd gewonnen voor koning Lodewijk Napoleon en Maarschalk Bernadotte om Antwerpen stevig te versterken. Ondertussen eiste malaria, door de Britten ook wel Walcheren fever genoemd, zijn tol bij het expeditieleger. Meer dan 10.000 soldaten werden ziek en de Britten stierven in grote getale, tegen het einde van de expeditie hadden er bijna 4000 het leven gelaten.

Graaf van Chatham
(Bron: http://commons.wikimedia.org/wiki/File:John_Pitt,_2nd_Earl_of_Chatham_(1756-1835)_by_Martin_Archer_Shee.jpg)
Dit artikel maakt onderdeel uit van het project "De vertaling van Dictionary of Napoleonic Wars" en is een vrije vertaling.
Originele tekst: Dictionary of Napoleonic Wars, p. 152.
Ter ondersteuning van dit artikel is gebruik gemaakt van de, uitgebreide, Wikipedia pagina over de Walcherenexpeditie, http://nl.wikipedia.org/wiki/Walcherenexpeditie

dinsdag 10 maart 2015

Maarschalk Graaf Alexander Kamenskoi (1731-1807)

Als jonge generaal diende Alexander Kamenskoi, met veel aanzien, onder de grote generalissimo Alexander Sumorov (1730-1800), maar toen de Campagne van 1806-1807 in Oost-Pruissen en Polen begon, was hij te oud om de functie van opperbevelhebber van het westelijke leger van de tsaar te bekleden. Hij bleek niet in staat om de Franse opmars richting Warschau tot staan te brengen en liet de gevechten bij Pultusk en Golymin aan zijn ondergeschikten over. Hij slaagde er eind december 1806 wel in de val van de Fransen te ontlopen en zijn leger bij Ostrolenka in veiligheid te brengen, een succes dat eigenlijk grotendeels te danken was aan de generaals Bennigsen en Buxhöwden aangezien Kamenskoi zijn functie neerlegde. Kamenskoi was een opvliegend type en werd op 9 januari 1807 vermoord door een boer.

Dit artikel maakt onderdeel uit van het project "De vertaling van Dictionary of Napoleonic Wars" en is een vrije vertaling.
Originele tekst: Dictionary of Napoleonic Wars, p. 222.

maandag 9 maart 2015

Slag bij Abensberg (20 april 1809)


Napoleon spreekt Beierse troepen toe.
(Jean-Baptiste Debret. Bron: http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/7/76/Abensberg.jpg)

De Oostenrijkse aanval in Beieren op de Fransen op 9 april 1809 kwam als een verrassing en pas na Napoleon's aankomst aan het front op 17 april werd de orde in de Franse gelederen hersteld.
Napoleon stelde Lannes aan het hoofd van een haastig gevormd legerkorps van 25.000 man dat centraal in de linie stond, met Davout's III Corps op de linker- en Lefebvre's VII Corps op de rechterflank. Napoleon voerde ten zuiden van Abensberg een massale aanval uit op het langgerekte centrum van Aartshertog Karel. Deze aanval splitte het Oostenrijkse leger in tweeën. Karel trok zijn rechterflank terug op Eckmühl, terwijl zijn linkerflank onder generaal Hiller naar het zuiden ging in de richting van Landshut.
 
Door deze aanval slaagden de Fransen er in het initiatief in de Campagne van 1809 te herwinnen. Het Franse leger was numeriek in de minderheid, 113.000 tegenover 161.000 Oostenrijkers, maar wist toch 2.700 Oostenrijkse slachtoffers en 4.000 krijgsgevangenen te maken.
 
(Bron: http://www.westpoint.edu/history/SiteAssets/SitePages/Napoleonic%20War/NapWars97.jpg)
 
Dit artikel maakt onderdeel uit van het project "De vertaling van Dictionary of Napoleonic Wars" en is een vrije vertaling.
Originele tekst: Dictionary of Napoleonic Wars, p. 1.

zondag 8 maart 2015

Slag bij New Orleans (8 januari 1815)

De Amerikaanse generaal Andrew Jackson op de geïmproviseerde verdedigingswerken.
(Edward Percy Moran, 1910. Bron: http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/3/35/Battle_of_New_Orleans.jpg)

Midden december 1814 landden er 7.500 Britse soldaten onder Sir Edward Pakenham in een baai ten oosten van New Orleans (V.S.) als meest zuidelijke punt van een offensief dat door de Britten op drie fronten geopend was. De lokale commandant, generaal Andrew Jackson, haastte zich met 5.000 Amerikaanse troepen uit Baton Rouge om deze acute dreiging het hoofd te bieden.
In de nacht van 23 op 24 december vielen de Amerikanen aan en ze wisten zo de opmars van Pakenham op zo'n zeven mijl ten oosten van New Orleans tot staat te brengen. Jackson liet zijn troepenmacht twee mijl naar het westen terugvallen en liet een verdedigingslinie opzetten bij het dorpje Chalmette. De verdedigingswerken werden gevormd door omgehakte bomen en balen katoen en de linie liep van de oever van de Mississippi in het zuiden (rechterflank) naar een moerasgebied in het noorden (linkerflank) over een lengte van ongeveer anderhalve kilometer.
Kaart van het slagveld.
(Bron (grotere afbeelding): http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/0/00/Battle_of_New_Orleans_1815.jpg)
 Op 8 januari 1815 viel de Britse commandant met 5.300 frontaal de verdedigingslinie van Jackson aan. De aanval werd echter al gauw tot staan gebracht door het Amerikaanse artillerie- en musketvuur. Er werd een tweede poging ondernomen door Pakenham, maar met hetzelfde resultaat en nadat zij in een half uur tijd 2.036 manschappen hadden verloren besloten de Britten zicht terug te trekken, Pakenham was zelf een van de dodelijke slachtoffers. De Amerikanen hadden zelf slechts 8 doden te betreuren en er waren aan hun zijde slechts 13 gewonden. De Vrede van Gent was op 24 december 1814 door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië was ondertekend, maar het bericht over dit vredesverdrag bereikte New Orleans pas na de veldslag. De actie bij New Orleans droeg positief bij aan de reputatie van Andrew Jackson, die later president van de Verenigde Staten zou worden.   
 
Andrew Jackson (1767 - 1845)
(Bron: http://thepapersofandrewjackson.utk.edu/)

Sir Edward Pakenham (1778 - 1814)
(Bron: https://symonsez.files.wordpress.com/2010/01/pakenham.gif)
 
Dit artikel maakt onderdeel uit van het project "De vertaling van Dictionary of Napoleonic Wars" en is een vrije vertaling.
Originele tekst: Dictionary of Napoleonic Wars, p. 312.

zaterdag 7 maart 2015

Project: De Vertaling van "Dictionary of the Napoleonic Wars (David G. Chandler, 1979)"

Van mijn makker Onno de Meer van Jomini ontving ik recent het boek Dictionary of the Napoleonic Wars van David G. Chandler. Het boek is uit 1979 en omvat vrijwel alle begrippen, veldslagen en personen die een rol hebben gespeeld in de Napoleontische Oorlogen. Tevens zijn er diverse diagrammen, tijdsbalken, afbeeldingen en kaarten in het boek opgenomen ter illustratieve ondersteuning.
 
Omdat ik mij weer meer met militaire geschiedenis bezig wil houden en ik het leuk vind om meer te weten te komen over het voornoemde conflict, bedacht ik mij dat het misschien wel aardig zou zijn om Dictionary of the Napoleonic Wars naar het Nederlands te vertalen. Door dit te doen sla ik verschillende vliegen in een klap. Ik breid mijn eigen kennis uit, ik houd mijn schrijf- en vertaal vaardigheden op peil, ik ben weer bezig met mijn passie en, last but not least, ik bouw langzaam maar zeker een uitgebreid Nederlandstalig online naslagwerk op over de Napoleontische Oorlogen.
 
Ik zal proberen om zoveel mogelijk afbeeldingen bij de artikelen te voegen en af en toe wat extra informatie te geven. De afbeeldingen uit het boek zijn prima, maar ik ben niet in de gelegenheid deze in te scannen dus we zullen het moeten doen met elders verkregen afbeeldingen. Ik kan ook foto's maken van de afbeeldingen, maar daar verwacht ik kwaliteitstechnisch gezien niet zo veel van.
Ook moeten we niet vergeten dat het boek al bijna 36 jaar oud is en het voor kan komen dat de destijds bekende gegevens inmiddels achterhaald zijn. Wanneer dit het geval is en ik deze extra "externe" informatie aan een artikel toevoeg zal ik dat vermelden.

Ik ben niet van plan om dit project alfabetisch aan te pakken. De ter vertaling uitgekozen begrippen zijn puur gebaseerd op mijn eigen interesse. Ook is het niet waarschijnlijk dat er regelmaat zit in de publicatie van nieuwe vertalingen.
 
David Chandler in zijn werkkamer.
(bron: http://www.napoleonicsociety.com/images/Chandler_office.jpg)
Ik hoop dat jullie net zoveel plezier zullen beleven aan het lezen van de artikelen, als ik beleef aan het schrijven er van.

donderdag 1 november 2012

Waterloo 200

For me personally the Battle of Waterloo (June 18th 1815) and the others battles connected with this big battle (Quatre Bras, Ligny, both June 16th 1815, and Wavre, also June 18th 1815) are special. I can not remember how it happened but for some reason the Battle of Waterloo got my special attention since I was a little kid. Actually, this battle was the main reason I got interested in History and military affairs in the first place. On my first school notebook I glued a picture of the painting "Napoleon crossing the Alps" by Jacques-Louis David. When I started amature wargaming, my Napoleonic figures were my favorites. My first visit to a battlefield, when  was thirteen, was at Waterloo and during my study I wrote my Bachelor thesis on the Battle of Quatre Bras.

So the Battle of Waterloo was a red line through my life and now, in 2015, we have the bi-centenary. I am really looking forward to the commemoration and therefore I am happy that I've discovered the organization Waterloo 200


Waterloo 200 Ltd is an umbrella organisation approved and supported by (UK) Government to oversee the celebration of the 200th annivesary of the Battle of Waterloo. It can bestow official status upon organisations that it feels would make a valuable contribution to the celebrations and, indeed, the general good of the countries involved.

This organization and it's website make it possible to follow all the anniversaries organized and celebrations by different other organizations and countries. Furthermore the website gives information about the battle itself, tips for a visit to the battlefield, information about re-enactment and more.

So if you want to join in the commemoration and/or want to be up-to-date about what's going on, this is the place to be. The link to the website is here: http://www.waterloo200.org/ 

For further reading I can recommend The Battle of Waterloo, Also of Ligny and Quatre Bras, etc. printed in 1817 and available in PDF for free. It's a massive collection of 'all' available eyewitness accounts of the battle and affiliated events, letters, notes by officers, lists of casualties and officers that were present and more. It's a really big piece of work, but as complete and contemporary as it can get.


woensdag 5 september 2012

De rol van de zwarte Afrikanen in de Tweede Boerenoorlog

Onderstaande paper schreef  ik in het tweede jaar van mijn studie Geschiedenis.

November 2005.

Bron: http://samilitaryhistory.org/vo113nnc.jpg
Inleiding

De Tweede Boerenoorlog begon op 11 oktober 1899 nadat er op het door de Boeren  op 9 oktober gestelde ultimatum aan de Britten niet werd gereageerd. De Boeren hadden het ultimatum gesteld nadat de Britse regering had besloten extra troepen te sturen naar de Kaap Kolonie en eisten hun terugtrekking. De reden dat de Britten besloten om tropen naar de grens met Transvaal te sturen was dat de regering van de Zuid-Afrikaanse Republiek (onder leiding van president Paul Krüger) weigerde volledig burgerrecht toe te kennen aan de zogenaamde "Uitlanders" (niet-Boerse immigranten). De Boeren echter dachten dat de Britten eigenlijk achter het goud aan zaten (wat in 1885-1886 in Transvaal was ontdekt) en het niet toekennen van de burgerrechten als een mooi excuus zagen een groot leger op de been te brengen om zich de goudvelden toe te eigenen .

Nadat de Britten twee dagen lang niet gereageerd hadden op het door Paul Krüger gestelde ultimatum, besloten de twee Zuid-Afrikaanse republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat om de Britse Kaapkolonie en Natal binnen te vallen. De twee republieken hadden in een traktaat afgesproken dat indien een van beide landen werd aangevallen elkaar bij te staan. De Boeren waren aanvankelijk succesvol en belegerden de steden Kimberley, Mafeking en Ladysmith. Het eerste daarop volgende Britse offensief werd met succes door de Boeren afgeslagen. Het tweede Britse offensief, onder Lord Roberts verliep voor de Britten succesvoller en Roberts slaagde er zelfs in de hoofdsteden van Oranje-Vrijstaat en Transvaal (respectievelijk: Bloemfontein en Pretoria (1 juni 1900)) te veroveren .

Tegen het einde van 1900 besloten de Boeren over te gaan tot het voeren van een guerrillaoorlog. Gedurende vijftien maanden bestreden de Boerencommando’s te paard het professionele Britse leger. Maar eind mei 1902 besloten ze het op te geven. De Boerencommando’s waren moegestreden en ze waren niet bereid hun vrouwen en kinderen, die door Lord Kitchener in concentratiekampen waren opgesloten, nog langer door een hel te laten gaan. Op 31 mei 1902 eindigde de oorlog met de Vrede van Vereeniging .

Hierboven staat de loop van de oorlog kortbeschreven. Het is een algemene samenvatting zoals iedereen die kan lezen in bijvoorbeeld een encyclopedie. Er ontbreekt echter nog een belangrijk aspect in de meeste van deze samenvattingen. Namelijk: Wat was de rol van de inheemse, zwarte, Afrikaanse bevolking? Wat was de rol van de Zoeloes, Xhosas, Baralong, Bakhatlas en andere Bantoevolken die al eeuwen in Zuid-Afrika woonden? Wat waren de gevolgen van de Tweede Boerenoorlog voor deze mensen? Was er sprake van een “white men’s war”? Om op deze vragen een antwoord te vinden ben ik op zoek gegaan naar bronnen die, (soms in zijn geheel, soms gedeeltelijk) iets vertellen over de rol van de zwarte Afrikanen in de Tweede Boerenoorlog. Ik richt mij in dit onderzoek alleen op de rol van de zwarte Afrikanen en niet op die van de overige kleurlingen.

Op een lijn

Aan het begin van de Tweede Boerenoorlog waren zowel de Britten als de Boeren van mening dat het verstandig was de zwarte Afrikanen niet in de oorlog te betrekken.
De Boeren vonden de zwarten “inferieure wezens”  die niet in de oorlog gebruikt konden worden. De Britten waren bang om zich de woede van de rest van Europa en Amerika op de hals te halen als ze overgingen tot het gebruiken van zwarten ten behoeve van hun eigen oorlog. De Boeren waren van mening dat het actief participeren van de zwarten, de mensheid aan het wankelen zou brengen en vonden het onverstandig de zwarten te laten vechten voor een zelfde soort vrijheid als waar zij zelf voor vochten . Zowel de Boeren als de Britten waren bang dat de zwarte Afrikanen het idee zouden krijgen dat ze blanken konden overwinnen indien ze meededen aan de strijd .

De Zoeloes stonden voor het uitbreken van de oorlog op niet al te goede voet met de Boeren. Toch vroegen de Britten de Zoeloes neutraal te blijven indien er een oorlog zou uitbreken. De Boeren op hun beurt vroegen de Zoeloes passief te handelen en de blanken elkaar te laten bevechten . Hierover waren de beide strijdende partijen het in ieder geval eens. De Zoeloes moesten neutraal blijven.

Beleidsverandering

Toch werd er al vrij snel na het uitbreken van de oorlog gebruik gemaakt van zwarten en kleurlingen (voornamelijk Indiërs). Aanvankelijk onbewapend met taken als: wagenmenners, verkenners, gravers van loopgraven en hoeders van het vee. Op 31 oktober 1899 werd een zwarte verkenner gevangen genomen door de Britten. Hij was aan het spioneren voor de Boeren . De participatie van zwarte Afrikanen werd met argusogen bekeken. Critici van zwarte deelname spraken hun ongerustheid uit over het, volgens hen, te verwachten gedrag van de zwarten. Ze waren bang dat de zwarten de doden zouden verminken en de vrouwen en kinderen doden.

Het bewapenen van zwarte Afrikanen kwam langzaam maar zeker ook op gang. In januari 1900, reeds drie maanden na het begin van de oorlog, werden gewapende Zoeloe-politiemannen, die het magistraat van Nquthu bewaakten, door Boeren gevangen genomen. Vanaf de zelfde maand, of zelfs al eerder, werden abaThembu door de Britten bewapend en ingezet als actieve deelnemers aan de strijd. Ze hadden zelfs een Boereninvasie van hun grondgebied weten af te slaan. In februari van dat zelfde jaar schoten Zoeloes die loopgraven aan het graven waren met Britse wapens op Britse troepen . Lord Kitchener was na deze incidenten een verklaring schuldig en verdedigde het bewapenen van de zwarten met het argument dat het nodig was voor de zelfverdediging van deze mensen . De zwarten werden natuurlijk niet tot de tanden bewapend, ze kregen de minst moderne wapens om, mochten ze bijvoorbeeld in opstand komen. De Britten moesten wel het overwicht houden.

Mafeking

De meest beschreven participatie van zwarte Afrikanen aan de Tweede Boerenoorlog is de strijd om Mafeking dat in handen was van de Britten. Mafeking is een goudstadje en werd vanaf 14 oktober 1899 omsingeld door de Boeren. Het mocht niet in handen vallen van de Boeren vanwege het goud. De inwoners van Mafeking waren voornamelijk blanken. Naast de officiële inwoners bood Mafeking ook onderdak aan gevluchte Bantoes uit de Rand. De verdediging van Mafeking was in handen van kolonel Robert Baden Powell (later de oprichter van de scouting jeugdbeweging) die een garnizoen van 1200 man (behalve de officieren geen beroepsmilitairen) onder zijn bevel had. Ook bewapende Baden Powell 300 aanwezige Bantoes die de “Black Watch” genoemd werden. Baden Powell hoopte dat zij voor het beslissende overwicht in de strijd zouden zorgen .

Het beleg van Mafeking duurt 217 dagen. In die tijd wordt er weinig gevochten. De gevechten beperkten zich veelal tot het over en weer schieten met de stukken geschut. De Boeren gebruikten bij de beschietingen de Long Tom, een 155 mm kanon wat hun zwaarste wapen was. Tijdens de beschietingen gedurende het hele beleg komen maar 4 blanke burgers om. Het aantal slachtoffers onder de Bantoes ligt veel hoger, namelijk op 329. Vijf Bantoes werden terechtgesteld door het zeer strenge regime van Baden Powell. Hij wilde een voorbeeld stellen om de Bantoes onder de duim te houden .

Gedurende het beleg slonken de aanwezige voedselvoorraden in rap tempo.
Baden Powell zette alle inwoners op rantsoen, alleen waren er grote verschillen tussen de rantsoenen voor de Bantoes en die voor de blanken. Baden Powell schreef op 14 november 1899 in zijn dagboek het aantal dagen dat de twee groepen konden doen met de hun toegewezen rantsoenen. De blanken konden nog 134 dagen vooruit, de zwarte Afrikanen slechts 15 . Buiten de oneerlijke verdeling van de rantsoenen werden de Bantoes ook regels opgelegd die niet voor de blanken golden. Ze moesten altijd betalen voor hun eten, terwijl ze ontzettend arm waren, en er werd hun verboden brood te kopen . Daar kwam nog bij dat er blanken waren die rantsoenen van de zwarten afpakten. Dit is jarenlang een geheim gebleven.
Naarmate de rantsoenen opraakten werden de meeste Bantoes gedwongen paardenvoer te eten, dat was wel in grote hoeveelheden aanwezig. Sommige Bantoes konden zelfs niet anders dan de lijken van dode honden op te graven en op te eten .
Baden Powell vond het daarnaast nodig om tientallen hongerige Bantoes te geselen en enkelen die voedsel gestolen hadden terecht te stellen om zo de situatie in de hand te houden .
De situatie voor de Bantoes verslechterde met de dag en de Britten deden daar niets aan omdat ze vonden dat de Bantoes de stad mochten verlaten als ze wilden. Diegene die dat wilden konden alleen naar de Boeren en die zaten ook niet bepaald op hen te wachten. Op een gegeven moment komt er een oplossing, Plumer richt op 100 kilometer afstand van Mafeking een opvangkamp in waar ongeveer 1200 Bantoes naar toe vertrokken .

De omstandigheden waaronder de daar aanwezige Bantoes leefden gedurende het beleg van Mafeking waren mensonterend. De “Black Watch” had een belangrijk aandeel in de verdediging van Mafeking maar, kreeg daarvoor nooit de erkenning die ze verdiende . De zwarte Afrikanen hebben tijdens het beleg van Mafeking geleden zonder ooit enige vorm van genoegdoening.

Zoeloes

Op 25 maart 1901 werd de noodtoestand uitgeroepen ten noorden van de Thukela-rivier om de oorlog tot een snel einde te brengen. Er werd een oorlogswet aangenomen die het officieel toestond de Zoeloes te bewapenen. Alle mannelijke Zoeloes werd bevolen zich te bewapenen en te schikken onder het bevel van kolonel H.R. Bottomley. Het doel was om de Boeren veestapel ten zuiden van de Thukela-rivier aan te vallen en de Boeren die zich daar bevinden dwingen over te geven. Van 4 tot 6 april overvielen 6000 Zoeloes de Boeren en de actie was een groot succes; er werden grote hoeveelheden vee en wapens als buit meegenomen. .
Na deze krijgshandeling moesten de meeste Zoeloes hun wapens wel weer inleveren. Anderen (ongeveer 3000 Zoeloes) mochten de wapens behouden voor het geval de militaire situatie zou veranderen .

Op 8 maart 1902 werd koning Dinuzulu gevraagd of hij 250 man kon sturen om generaal Bruce Hamilton bij te staan. Dinuzulu stemde toe (alsof hij een keus had). De aBaqulusi sloten zich bij de troepen van Dinuzulu aan, om de Boeren een lesje te leren, waardoor de groep soldaten groeide tot 1000 man .
Na deze strijd beval de Boerengeneraal Louis Botha om de imzi (hutten) van de aBaqulusi in brand te steken als vergelding voor hun deelname aan de strijd. Daarnaast beval hij ook de bezittingen te confisqueren en de vrouwen en kinderen weg te jagen. Als reactie hierop lokten de a Baqulusi een veldslag uit met de Boeren waarin aan beide kanten slachtoffers viellen .

Na de oorlog moesten de Zoeloes weer gewoon aan het werk op de boerderijen (althans, zij die dat voor de oorlog ook al deden) .
De Zoeloes kregen geen vergoeding voor hun deelname aan de strijd en moesten alle wapens weer inleveren bij de Britten. Voor de Zoeloes veranderde er niets in hun positie na de oorlog. Ze waren gewoon weer ondergeschikt aan alle blanken en ze kregen geen erkenning voor hun daden voor de Britten . Sterker nog, hun land werd in bezit genomen voor de blanken .
Conclusie

Zowel de Boeren als de Britten hebben gebruik gemaakt van de zwarte bevolking in Zuid-Afrika, zij het in verschillende mate. De Boeren hebben de inheemse bevolking voornamelijk gebruikt als verkenners, veehoeders en wagenmenners, terwijl de Britten de zwarte Afrikanen, naast het verplichten tot uitvoeren van dezelfde taken als bij de Boeren, actief lieten deel nemen aan de strijd. Het Britse leger heeft naar schatting 100.000 zwarten in dienst gehad en de Boeren 10.000 . De door de Britten bewapende Zoeloes hebben het de Boeren knap lastig gemaakt en de “Black Watch” speelde een doorslaggevende rol in het beleg van Mafeking.

De term “white men’s war”, zoals lange tijd gebezigd na de oorlog, is volledig misplaatst. De zwarten hadden een groter aandeel in de oorlog dan destijds werd erkend. Ook hedendaagse historici willen nog wel eens de rol van de zwarte Afrikanen onderkennen. De grote historicus op het gebied van de Boerenoorlog Thomas Pakenham verhaalt alleen over de rol van de zwarten in zijn verslag van het beleg van Mafeking. De Nederlandse historicus Math Verstegen schrijft in zijn nabeschouwing terecht dat de zwarte Afrikanen ook hebben geleden maar, in de hoofdstukken van zijn boeken zien we daar weinig van terug (behalve wederom het beleg van Mafeking). Daarom is het goed dat er auteurs zijn zoals Jabulani Maphalala en Hulme T. Siwundhla die proberen de Tweede Boerenoorlog te belichten vanuit het oogpunt van de inheemse bevolking van Zuid-Afrika en zo een andere kijk geven op de gebeurtenissen tijdens de Tweede Boerenoorlog.

De drie jaar die de Tweede Boerenoorlog duurde zijn voor de zwarte Afrikaanse bevolking in Zuid-Afrika een verschrikking geweest. Ze werden naar goeddunken van Boeren dan wel Britten ingezet, zonder er zelf iets over te zeggen te hebben. De schattingen van gesneuvelde zwarte Afrikanen lopen uiteen van 7.000 tot 12.000 en in de concentratie kampen voor zwarten stierven er nog eens meer dan 16.000 . De zwarte bevolking heeft nooit erkenning, genoegdoening dan wel compensatie voor verloren bezittingen of familieleden gekregen. De situatie voor de zwarte Afrikanen veranderde niet door de oorlog: ze bleven tot eind twintigste eeuw gebukt gaan onder het juk van de blanke “meester” die alles voor ze bepaalde.

Literatuurlijst

-    Maphala, J.S., ‘The Zulus and the Boer War’, History Today 50 (2000) 46-50.
-    Pakenham, T., The Boer War (Londen 1993).
-    Pakenham, T., ‘Africans in the Boer War’, Journal of African history 27 (1986) 573-575.
-    Siwundhla, H.T., ‘White ideologies and non-european participation in the Anglo-Boer War, 1899-1902’, Journal of black studies 15 (1984) 223-234.
-    Verstegen, M., De onnodige Boerenoorlog Deel 1 (Zaltbommel 2003).
-    Verstegen, M., De onnodige Boerenoorlog Deel 2 (Zaltbommel 2005).