Posts tonen met het label 20e eeuw. Alle posts tonen
Posts tonen met het label 20e eeuw. Alle posts tonen

woensdag 5 september 2012

De rol van de zwarte Afrikanen in de Tweede Boerenoorlog

Onderstaande paper schreef  ik in het tweede jaar van mijn studie Geschiedenis.

November 2005.

Bron: http://samilitaryhistory.org/vo113nnc.jpg
Inleiding

De Tweede Boerenoorlog begon op 11 oktober 1899 nadat er op het door de Boeren  op 9 oktober gestelde ultimatum aan de Britten niet werd gereageerd. De Boeren hadden het ultimatum gesteld nadat de Britse regering had besloten extra troepen te sturen naar de Kaap Kolonie en eisten hun terugtrekking. De reden dat de Britten besloten om tropen naar de grens met Transvaal te sturen was dat de regering van de Zuid-Afrikaanse Republiek (onder leiding van president Paul Krüger) weigerde volledig burgerrecht toe te kennen aan de zogenaamde "Uitlanders" (niet-Boerse immigranten). De Boeren echter dachten dat de Britten eigenlijk achter het goud aan zaten (wat in 1885-1886 in Transvaal was ontdekt) en het niet toekennen van de burgerrechten als een mooi excuus zagen een groot leger op de been te brengen om zich de goudvelden toe te eigenen .

Nadat de Britten twee dagen lang niet gereageerd hadden op het door Paul Krüger gestelde ultimatum, besloten de twee Zuid-Afrikaanse republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat om de Britse Kaapkolonie en Natal binnen te vallen. De twee republieken hadden in een traktaat afgesproken dat indien een van beide landen werd aangevallen elkaar bij te staan. De Boeren waren aanvankelijk succesvol en belegerden de steden Kimberley, Mafeking en Ladysmith. Het eerste daarop volgende Britse offensief werd met succes door de Boeren afgeslagen. Het tweede Britse offensief, onder Lord Roberts verliep voor de Britten succesvoller en Roberts slaagde er zelfs in de hoofdsteden van Oranje-Vrijstaat en Transvaal (respectievelijk: Bloemfontein en Pretoria (1 juni 1900)) te veroveren .

Tegen het einde van 1900 besloten de Boeren over te gaan tot het voeren van een guerrillaoorlog. Gedurende vijftien maanden bestreden de Boerencommando’s te paard het professionele Britse leger. Maar eind mei 1902 besloten ze het op te geven. De Boerencommando’s waren moegestreden en ze waren niet bereid hun vrouwen en kinderen, die door Lord Kitchener in concentratiekampen waren opgesloten, nog langer door een hel te laten gaan. Op 31 mei 1902 eindigde de oorlog met de Vrede van Vereeniging .

Hierboven staat de loop van de oorlog kortbeschreven. Het is een algemene samenvatting zoals iedereen die kan lezen in bijvoorbeeld een encyclopedie. Er ontbreekt echter nog een belangrijk aspect in de meeste van deze samenvattingen. Namelijk: Wat was de rol van de inheemse, zwarte, Afrikaanse bevolking? Wat was de rol van de Zoeloes, Xhosas, Baralong, Bakhatlas en andere Bantoevolken die al eeuwen in Zuid-Afrika woonden? Wat waren de gevolgen van de Tweede Boerenoorlog voor deze mensen? Was er sprake van een “white men’s war”? Om op deze vragen een antwoord te vinden ben ik op zoek gegaan naar bronnen die, (soms in zijn geheel, soms gedeeltelijk) iets vertellen over de rol van de zwarte Afrikanen in de Tweede Boerenoorlog. Ik richt mij in dit onderzoek alleen op de rol van de zwarte Afrikanen en niet op die van de overige kleurlingen.

Op een lijn

Aan het begin van de Tweede Boerenoorlog waren zowel de Britten als de Boeren van mening dat het verstandig was de zwarte Afrikanen niet in de oorlog te betrekken.
De Boeren vonden de zwarten “inferieure wezens”  die niet in de oorlog gebruikt konden worden. De Britten waren bang om zich de woede van de rest van Europa en Amerika op de hals te halen als ze overgingen tot het gebruiken van zwarten ten behoeve van hun eigen oorlog. De Boeren waren van mening dat het actief participeren van de zwarten, de mensheid aan het wankelen zou brengen en vonden het onverstandig de zwarten te laten vechten voor een zelfde soort vrijheid als waar zij zelf voor vochten . Zowel de Boeren als de Britten waren bang dat de zwarte Afrikanen het idee zouden krijgen dat ze blanken konden overwinnen indien ze meededen aan de strijd .

De Zoeloes stonden voor het uitbreken van de oorlog op niet al te goede voet met de Boeren. Toch vroegen de Britten de Zoeloes neutraal te blijven indien er een oorlog zou uitbreken. De Boeren op hun beurt vroegen de Zoeloes passief te handelen en de blanken elkaar te laten bevechten . Hierover waren de beide strijdende partijen het in ieder geval eens. De Zoeloes moesten neutraal blijven.

Beleidsverandering

Toch werd er al vrij snel na het uitbreken van de oorlog gebruik gemaakt van zwarten en kleurlingen (voornamelijk Indiërs). Aanvankelijk onbewapend met taken als: wagenmenners, verkenners, gravers van loopgraven en hoeders van het vee. Op 31 oktober 1899 werd een zwarte verkenner gevangen genomen door de Britten. Hij was aan het spioneren voor de Boeren . De participatie van zwarte Afrikanen werd met argusogen bekeken. Critici van zwarte deelname spraken hun ongerustheid uit over het, volgens hen, te verwachten gedrag van de zwarten. Ze waren bang dat de zwarten de doden zouden verminken en de vrouwen en kinderen doden.

Het bewapenen van zwarte Afrikanen kwam langzaam maar zeker ook op gang. In januari 1900, reeds drie maanden na het begin van de oorlog, werden gewapende Zoeloe-politiemannen, die het magistraat van Nquthu bewaakten, door Boeren gevangen genomen. Vanaf de zelfde maand, of zelfs al eerder, werden abaThembu door de Britten bewapend en ingezet als actieve deelnemers aan de strijd. Ze hadden zelfs een Boereninvasie van hun grondgebied weten af te slaan. In februari van dat zelfde jaar schoten Zoeloes die loopgraven aan het graven waren met Britse wapens op Britse troepen . Lord Kitchener was na deze incidenten een verklaring schuldig en verdedigde het bewapenen van de zwarten met het argument dat het nodig was voor de zelfverdediging van deze mensen . De zwarten werden natuurlijk niet tot de tanden bewapend, ze kregen de minst moderne wapens om, mochten ze bijvoorbeeld in opstand komen. De Britten moesten wel het overwicht houden.

Mafeking

De meest beschreven participatie van zwarte Afrikanen aan de Tweede Boerenoorlog is de strijd om Mafeking dat in handen was van de Britten. Mafeking is een goudstadje en werd vanaf 14 oktober 1899 omsingeld door de Boeren. Het mocht niet in handen vallen van de Boeren vanwege het goud. De inwoners van Mafeking waren voornamelijk blanken. Naast de officiële inwoners bood Mafeking ook onderdak aan gevluchte Bantoes uit de Rand. De verdediging van Mafeking was in handen van kolonel Robert Baden Powell (later de oprichter van de scouting jeugdbeweging) die een garnizoen van 1200 man (behalve de officieren geen beroepsmilitairen) onder zijn bevel had. Ook bewapende Baden Powell 300 aanwezige Bantoes die de “Black Watch” genoemd werden. Baden Powell hoopte dat zij voor het beslissende overwicht in de strijd zouden zorgen .

Het beleg van Mafeking duurt 217 dagen. In die tijd wordt er weinig gevochten. De gevechten beperkten zich veelal tot het over en weer schieten met de stukken geschut. De Boeren gebruikten bij de beschietingen de Long Tom, een 155 mm kanon wat hun zwaarste wapen was. Tijdens de beschietingen gedurende het hele beleg komen maar 4 blanke burgers om. Het aantal slachtoffers onder de Bantoes ligt veel hoger, namelijk op 329. Vijf Bantoes werden terechtgesteld door het zeer strenge regime van Baden Powell. Hij wilde een voorbeeld stellen om de Bantoes onder de duim te houden .

Gedurende het beleg slonken de aanwezige voedselvoorraden in rap tempo.
Baden Powell zette alle inwoners op rantsoen, alleen waren er grote verschillen tussen de rantsoenen voor de Bantoes en die voor de blanken. Baden Powell schreef op 14 november 1899 in zijn dagboek het aantal dagen dat de twee groepen konden doen met de hun toegewezen rantsoenen. De blanken konden nog 134 dagen vooruit, de zwarte Afrikanen slechts 15 . Buiten de oneerlijke verdeling van de rantsoenen werden de Bantoes ook regels opgelegd die niet voor de blanken golden. Ze moesten altijd betalen voor hun eten, terwijl ze ontzettend arm waren, en er werd hun verboden brood te kopen . Daar kwam nog bij dat er blanken waren die rantsoenen van de zwarten afpakten. Dit is jarenlang een geheim gebleven.
Naarmate de rantsoenen opraakten werden de meeste Bantoes gedwongen paardenvoer te eten, dat was wel in grote hoeveelheden aanwezig. Sommige Bantoes konden zelfs niet anders dan de lijken van dode honden op te graven en op te eten .
Baden Powell vond het daarnaast nodig om tientallen hongerige Bantoes te geselen en enkelen die voedsel gestolen hadden terecht te stellen om zo de situatie in de hand te houden .
De situatie voor de Bantoes verslechterde met de dag en de Britten deden daar niets aan omdat ze vonden dat de Bantoes de stad mochten verlaten als ze wilden. Diegene die dat wilden konden alleen naar de Boeren en die zaten ook niet bepaald op hen te wachten. Op een gegeven moment komt er een oplossing, Plumer richt op 100 kilometer afstand van Mafeking een opvangkamp in waar ongeveer 1200 Bantoes naar toe vertrokken .

De omstandigheden waaronder de daar aanwezige Bantoes leefden gedurende het beleg van Mafeking waren mensonterend. De “Black Watch” had een belangrijk aandeel in de verdediging van Mafeking maar, kreeg daarvoor nooit de erkenning die ze verdiende . De zwarte Afrikanen hebben tijdens het beleg van Mafeking geleden zonder ooit enige vorm van genoegdoening.

Zoeloes

Op 25 maart 1901 werd de noodtoestand uitgeroepen ten noorden van de Thukela-rivier om de oorlog tot een snel einde te brengen. Er werd een oorlogswet aangenomen die het officieel toestond de Zoeloes te bewapenen. Alle mannelijke Zoeloes werd bevolen zich te bewapenen en te schikken onder het bevel van kolonel H.R. Bottomley. Het doel was om de Boeren veestapel ten zuiden van de Thukela-rivier aan te vallen en de Boeren die zich daar bevinden dwingen over te geven. Van 4 tot 6 april overvielen 6000 Zoeloes de Boeren en de actie was een groot succes; er werden grote hoeveelheden vee en wapens als buit meegenomen. .
Na deze krijgshandeling moesten de meeste Zoeloes hun wapens wel weer inleveren. Anderen (ongeveer 3000 Zoeloes) mochten de wapens behouden voor het geval de militaire situatie zou veranderen .

Op 8 maart 1902 werd koning Dinuzulu gevraagd of hij 250 man kon sturen om generaal Bruce Hamilton bij te staan. Dinuzulu stemde toe (alsof hij een keus had). De aBaqulusi sloten zich bij de troepen van Dinuzulu aan, om de Boeren een lesje te leren, waardoor de groep soldaten groeide tot 1000 man .
Na deze strijd beval de Boerengeneraal Louis Botha om de imzi (hutten) van de aBaqulusi in brand te steken als vergelding voor hun deelname aan de strijd. Daarnaast beval hij ook de bezittingen te confisqueren en de vrouwen en kinderen weg te jagen. Als reactie hierop lokten de a Baqulusi een veldslag uit met de Boeren waarin aan beide kanten slachtoffers viellen .

Na de oorlog moesten de Zoeloes weer gewoon aan het werk op de boerderijen (althans, zij die dat voor de oorlog ook al deden) .
De Zoeloes kregen geen vergoeding voor hun deelname aan de strijd en moesten alle wapens weer inleveren bij de Britten. Voor de Zoeloes veranderde er niets in hun positie na de oorlog. Ze waren gewoon weer ondergeschikt aan alle blanken en ze kregen geen erkenning voor hun daden voor de Britten . Sterker nog, hun land werd in bezit genomen voor de blanken .
Conclusie

Zowel de Boeren als de Britten hebben gebruik gemaakt van de zwarte bevolking in Zuid-Afrika, zij het in verschillende mate. De Boeren hebben de inheemse bevolking voornamelijk gebruikt als verkenners, veehoeders en wagenmenners, terwijl de Britten de zwarte Afrikanen, naast het verplichten tot uitvoeren van dezelfde taken als bij de Boeren, actief lieten deel nemen aan de strijd. Het Britse leger heeft naar schatting 100.000 zwarten in dienst gehad en de Boeren 10.000 . De door de Britten bewapende Zoeloes hebben het de Boeren knap lastig gemaakt en de “Black Watch” speelde een doorslaggevende rol in het beleg van Mafeking.

De term “white men’s war”, zoals lange tijd gebezigd na de oorlog, is volledig misplaatst. De zwarten hadden een groter aandeel in de oorlog dan destijds werd erkend. Ook hedendaagse historici willen nog wel eens de rol van de zwarte Afrikanen onderkennen. De grote historicus op het gebied van de Boerenoorlog Thomas Pakenham verhaalt alleen over de rol van de zwarten in zijn verslag van het beleg van Mafeking. De Nederlandse historicus Math Verstegen schrijft in zijn nabeschouwing terecht dat de zwarte Afrikanen ook hebben geleden maar, in de hoofdstukken van zijn boeken zien we daar weinig van terug (behalve wederom het beleg van Mafeking). Daarom is het goed dat er auteurs zijn zoals Jabulani Maphalala en Hulme T. Siwundhla die proberen de Tweede Boerenoorlog te belichten vanuit het oogpunt van de inheemse bevolking van Zuid-Afrika en zo een andere kijk geven op de gebeurtenissen tijdens de Tweede Boerenoorlog.

De drie jaar die de Tweede Boerenoorlog duurde zijn voor de zwarte Afrikaanse bevolking in Zuid-Afrika een verschrikking geweest. Ze werden naar goeddunken van Boeren dan wel Britten ingezet, zonder er zelf iets over te zeggen te hebben. De schattingen van gesneuvelde zwarte Afrikanen lopen uiteen van 7.000 tot 12.000 en in de concentratie kampen voor zwarten stierven er nog eens meer dan 16.000 . De zwarte bevolking heeft nooit erkenning, genoegdoening dan wel compensatie voor verloren bezittingen of familieleden gekregen. De situatie voor de zwarte Afrikanen veranderde niet door de oorlog: ze bleven tot eind twintigste eeuw gebukt gaan onder het juk van de blanke “meester” die alles voor ze bepaalde.

Literatuurlijst

-    Maphala, J.S., ‘The Zulus and the Boer War’, History Today 50 (2000) 46-50.
-    Pakenham, T., The Boer War (Londen 1993).
-    Pakenham, T., ‘Africans in the Boer War’, Journal of African history 27 (1986) 573-575.
-    Siwundhla, H.T., ‘White ideologies and non-european participation in the Anglo-Boer War, 1899-1902’, Journal of black studies 15 (1984) 223-234.
-    Verstegen, M., De onnodige Boerenoorlog Deel 1 (Zaltbommel 2003).
-    Verstegen, M., De onnodige Boerenoorlog Deel 2 (Zaltbommel 2005).

vrijdag 11 mei 2012

Hotspot: Spratly-eilanden


Locatie: De Spratly-eilandengroep ligt in de Zuid-Chinese Zee, tussen Vietnam en de Filipijnen.

Geografie: Het totale landoppervlak van de archipel beslaat zo'n vijf vierkante kilometer (in een zeeoppervlakte van 410.000 vierkante kilometer) en bestaat uit ongeveer 148 kleine eilandjes, riffen en zandbanken.
De eilanden zijn onbewoond, maar de diverse landen die het gebied claimen hebben er militaire eenheden gestationeerd. De eilanden zijn vlak (het hoogste punt ligt op vier meter boven zeeniveau), sommigen komen alleen bij eb boven het wateroppervlak uit, en het klimaat is er tropisch.

Betrokkenen:
Volksrepubliek China: claimt de hele archipel op basis van de ontdekking van- en historische aanwezigheid (aangetoond door archeologische vondsten) op de eilanden. China bezet momenteel negen riffen (plus zeven 'virtueel', dat houdt in dat het eiland binnen veertien kilometer van een ander bezet eiland ligt) en heeft een sterke militaire aanwezigheid in het gebied. Doordat China de hele eilandengroep claimt, ligt China met alle andere betrokkenen in de clinch.
http://malaysiaflyingherald.files.wordpress.com/2012/04/20120411000566_0.jpg
http://malaysiaflyingherald.files.wordpress.com/2012/04/20120411000566_0.jpg
Taiwan: claimt evenals China de gehele archipel op basis van dezelfde historische feiten als China. Dit is voor de hand liggend aangezien Taiwan (met als officiële naam Republiek China) de voortzetting is van het 'oude China' en zijn geschiedenis tot 1949 met de Volksrepubliek China deelt. Taiwan bezet slechts één eiland (het grootste van de archipel) en één rif. Net als China heeft Taiwan een conflict met alle andere betrokkenen. Taiwan heeft slechts een beperkte militaire aanwezigheid in het gebied.

http://www.interaksyon.com/assets/images/articles/interphoto_1335793858.jpg
http://www.interaksyon.com/assets/images/articles/interphoto_1335793858.jpg

Vietnam: claimt de hele eilandengroep op basis van historische aanwezigheid. De Filipijnen zouden vanaf de zeventiende eeuw soevereiniteit over de archipel hebben gehad, totdat China het gebied binnendrong. Bij de San Francisco-conferentie in 1951 claimde de Vietnamese delegatie de eilandengroep en er was geen enkel land dat protest aantekende. Vietnam bezet ongeveer eenendertig eilanden, riffen en zandbanken.

http://www.csmonitor.com/var/ezflow_site/storage/images/media/images/0616-world-nam/10334414-1-eng-US/0616-world-nam_full_600.jpg
http://www.csmonitor.com/World/Asia-Pacific/2011/0616/Vietnam-China-Spratly-Islands-dispute-threatens-to-escalate
Filipijnen: claimen een deel van de eilandengroep. De archipel zou, nadat Japan in 1951 zijn soevereiniteit over de eilanden opgaf, tot 1957 bij geen enkel land hebben gehoord. In 1957 claimde een Filipijn het gebied en riep een eigen staat uit ('Freedomland'), welke hij in 1978 verkocht aan de Filipijnse overheid. De Filipijnen bezetten zeven eilanden en drie riffen (plus vier riffen 'virtueel'). Daarnaast controleren de Filipijnen nog negenentwintig eilanden.

http://www.colorfulrag.com/2012/04/chinas-spratly-claim-how-philippines.html
Brunei: claimt drie eilanden, maar houdt er geen enkele bezet. Het land claimt dat de eilanden onder het continentaal plat en binnen de Exclusieve Economische zone van Brunei vallen. Brunei heeft geen militaire controle over de eilanden.

Maleisië: claimt een deel van de eilanden waarvan het er drie actief militair bezet houdt. Maleisië claimt de eilanden op dezelfde gronden als Brunei.

https://blogger.googleusercontent.com/img/b/R29vZ2xl/AVvXsEgoHoCfywrkZFqokLj8wtjA_jjxMQQFZDnJG4qLtwmj41Tj_qXiW2UaZVV-nWXfs0S_9yoElYAdf9b7_9Q-RPAH73fesNYVjVjcgdp2WreI9QOiTps504hHytG6eFtuDd69j3RxtKK1IbE/s1600/Layang-layang.jpg
https://blogger.googleusercontent.com/img/b/R29vZ2xl/AVvXsEgoHoCfywrkZFqokLj8wtjA_jjxMQQFZDnJG4qLtwmj41Tj_qXiW2UaZVV-nWXfs0S_9yoElYAdf9b7_9Q-RPAH73fesNYVjVjcgdp2WreI9QOiTps504hHytG6eFtuDd69j3RxtKK1IbE/s1600/Layang-layang.jpg
Extra reden tot interesse
Olie en gas: In 1968 werd er een olieveld gevonden bij de Spratly-eilanden dat het op drie na grootste zou zijn in de wereld. Deze ontdekking leidde er direct toe dat de landen die zich (delen van) de eilanden toe-eigenden hun claim serieuzer namen en enkele eilanden fysiek gingen bezetten.
Rijke visgronden: De Zuid-Chinese Zee is jaarlijks verantwoordelijk voor acht procent van de totale visvangst in de wereld.
Belangrijk vaarwater: De regio is tevens een van de belangrijkste en drukste doorgaande routes voor vrachtschepen. Drie keer drukker dan het Suezkanaal en vijf maal drukker dan het Panamakanaal. Daarnaast passeert vijfentwintig procent van de ruwe olie in de wereld de Spartly-archipel. Wie het gebied bezit zou een machtig wapen in handen kunnen hebben.

Botsingen
In 1988 botsten China en Vietnam bij de Spratly-eilanden. De Chinese marine zonk Vietnamese transportschepen die hielpen bij een landing door het Vietnamese leger op één van de eilanden. Hieronder een video-opname van de aanval.


In mei 2011 waarschuwde de Filipijnse president Aquino China dat de geschillen rond de eilandengroep zouden kunnen uitmonden in een wapenwedloop en een versnelde opbouw van de militaire aanwezigheid in de regio. 
In juni van datzelfde jaar hield China een militaire oefening bij de Spratly-eilanden als reactie op een militaire oefening door Vietnam.

In april 2012 was een Filipijns marinevaartuig onderweg om enkele Chinese vissers te verjagen uit door de Filipijnen geclaimde wateren. Chinese schepen beschermden de vissers door zich tussen de vissers en het Filipijnse schip in te manoeuvreren. Er ontstond een patstelling waarna de Filipijnse autoriteiten ervoor kozen om de zaak niet te laten escaleren.

Dat er een harder treffen tussen enkele van de landen plaats zal vinden lijkt een kwestie van tijd. China, Vietnam en de Filipijnen lijken de meest voor de hand liggende kandidaten, aangezien zij de grootste militaire aanwezigheid in het gebied hebben en er niet voor terug lijken te deinzen hun claims met militaire macht te ondersteunen.

Hier links een kaart waarop staat aangegeven welke landen welke eilanden bezetten.

zaterdag 21 april 2012

21 april 1918: Het einde van de Rode Baron (incl. video van zijn begrafenis)

De Duitse gevechtspiloot Manfred von Richthofen, ook bekend onder zijn bijnaam 'De Rode Baron', was een van de beste piloten die in de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) gevochten hebben. De Rode Baron dankte zijn bijnaam aan het feit dat de vliegtuigen waar hij in vloog rood verfde en hoewel hij maar negentien van zijn tachtig overwinningen met de Fokker Dr. I behaalde, is dit type vliegtuig onlosmakelijk met hem verbonden geraakt. Von Richthofen was sinds 1911 in Duitse dienst en vanaf 1915 piloot, aanvankelijk als verkenner, maar later begon hij een carrière als gevechtsvlieger. 
Hij werd een van de beste Duitse piloten en haalde een record aantal van tachtig geallieerde vliegers neer, die vaak in numeriek overwicht waren en over betere toestellen beschikten.
Op 21 april 1918 stuitte Von Richthofen tijdens een van zijn vluchten over het front op de Sopwith Camel van Wilfrid May, een Canadese piloot met weinig ervaring. Von Richthofen zette de achtervolging in. Hij werd bij die actie gespot door een andere Camel van een andere Canadese piloot, Arthur Brown, die een duikvlucht maakte om Von Richthofen aan te vallen. De Rode Baron maakte een bocht om deze aanval te ontwijken en vervolgde zijn achtervolging van May. 
Op dat moment raakte Von Richthofen dodelijk gewond door een kogel die vanaf de grond werd afgevuurd en die zijn hart en een long beschadigde. Von Richthofen slaagde er nog in zijn toestel redelijk in tact aan de grond te krijgen, hij vloog op geringe hoogte, maar stierf vrijwel direct nadat hij dat had gedaan.

Von Richthofen had zoveel respect opgebouwd tijdens zijn carrière, ook aan geallieerde zijde, dat hij door het 3e Squadron van de Australische luchtmacht, die verantwoordelijk was voor zijn lichaam omdat het in hun operationele gebied terecht was gekomen, met de grootste militaire eer werd begraven. 


dinsdag 17 april 2012

17 april 1986: Einde aan de 335-jarige Oorlog tussen Nederland en de Scilly-eilanden

Tijdens de Tweede Engelse Burgeroorlog (1642-1652) vochten de Parlementariërs onder Oliver Cromwell aan de uiterste grenzen van het Koninkrijk Engeland tegen de Royalisten. Cromwell wist in 1648 de laatste Royalisten die zich in het westen ophielden van het vasteland te verdrijven. De marine van de Royalisten werd gedwongen zich terug te trekken naar de Scilly Eilandengroep die voor de kust van Cornwall, in het zuidwesten van Engeland, liggen en bezit waren van een Royalist.
De marine van de Verenigde Provinciën der Nederlanden was een bondgenoot van de Parlementariërs. De Nederlanders hadden tijdens de Tachtigjarige Oorlog steun gekregen van de Engelsen. Na de Vrede van Munster in 1648, probeerden de Nederlanders hun alliantie met de Engelsen in stand te houden en kozen er voor de partij die waarschijnlijk de Burgeroorlog zou gaan winnen te steunen.
De Nederlandse vloot had veel te lijden van de Roylistische vloot bij de Scilly-eilanden en Admiraal Tromp voer in maart 1651 naar de eilanden om te eisen dat de Nederlandse schepen gerepareerd zouden worden en buitgemaakte goederen zouden worden teruggegeven. Het antwoord dat hij kreeg beviel hem niet en hij verklaarde hen de oorlog. Aangezien heel Engeland, behalve de Scilly-eilanden, in handen was van de Parlementariërs, gold de oorlogsverklaring specifiek voor de eilandengroep.

In juni 1651 dwongen Parlementarische troepen de Royalistische vloot tot de overgave. De Nederlandse vloot vertrok zonder een schot te hebben gelost, maar ook zonder een vredesverdrag te hebben getekend.
In 1986 lichtte de historicus Roy Duncan de Nederlandse ambassade in Londen in over het gerucht dat de Scilly-eilanden nog in oorlog zouden zijn met de Nederlanders. De Nederlandse ambassadeur, Jhr. Rein Huydecoper, toog naar de eilanden om daar, na 335 jaar oorlog, op 17 april 1986 officieel een vredesverdrag te tekenen.

Overigens was Nederland sinds 1651 ook in oorlog met het Taromak volk van Taiwan. Die oorlog werd officieel beeïndigd in 2010 en duurde dus langer dan het conflict met Scilly.

Het komt vaker voor dat er wordt vergeten om officieel vrede te sluiten. Meest opvallend is misschien wel de vrede tussen de Geallieerden in de Tweede Wereldoorlog en Duitsland, die pas in 1990 een vredesverdrag tekenden.

zondag 15 april 2012

15 april 1900: Beleg van Catubig

Het Beleg van Catubig was een lang een bloedig treffen en begon op 15 april 1900, tijdens de Filipijns-Amerikaanse Oorlog (1899-1902). Filipijnse guerrilla's voerden een verrassingsaanval uit op een detachement Amerikaanse infanteristen en dwongen hen na een beleg van vier dagen om Catubig te verlaten.

Een paar dagen eerder was het Amerikaanse 43rd Infantry Regiment naar Catubig, gelegen in het noordelijke deel van het eiland Samar, gestuurd om een halt toe te brengen aan de bevoorrading van de guerrilla's door sympathisanten uit het dorp. Dit gebeurde op een moment dat de oorlog in de Filipijnen een nieuwe fase in was gegaan en zich had ontwikkeld van een conventionele oorlog naar een guerrillaoorlog. Het 43rd Regiment waren vrij 'verse' troepen die weinig gevechtservaring hadden. Ze waren pas vier maanden op de Filipijnen aanwezig, voordat ze naar Catubig werden gestuurd.

In de morgen van 15 april vielen honderden Filipijnse guerrilla's, gewapend met bolo's (een soort machete), pistolen, speren en Mauser-geweren, de Amerikaanse soldaten aan. De guerrilla's gaven een hevige volley van kanon- en geweervuur af die het gehele regiment terug de barakken in dwong. 
Twee dagen lang hield het Amerikaanse regiment onder hevig vijandelijk vuur stand, slechts twee soldaten kwamen om, voordat de barakken vlam vatten. Niet in staat om het vuur te blussen, vluchtten de Amerikanen naar buiten, waar zij gedwongen werden om het gevecht met de aanvallers aan te gaan.
Eenmaal buiten in het veld, verloren zij echter alle coördinatie en viel het regiment uiteen in twee groepen: een groep rende naar enkele boten en een andere groep vluchtte achter de barakken. Alle vijftien soldaten die naar de boten renden werden gedood. De anderen groeven zich met hun bajonet in provisorische loopgraven in, waar zij het nog eens twee dagen in wisten uit te houden. Ze slaagden er in om de guerrilla's op afstand te houden, totdat het stoomschip Lao Aug arriveerde om hen te redden. Een eenheid die was gestuurd om het regiment te ontzetten, slaagde er in om de overlevenden onder een spervuur van kogels in veiligheid te brengen en terug te keren naar de basis voordat de guerrilla's zich konden hergroeperen om opnieuw in de aanval te gaan. De Filipijnen hadden een overwinning geboekt, maar de verliezen waren groot en wogen niet op tegen het behaalde resultaat.
Van de zesendertig soldaten waar het 43e regiment uit bestond, waren er eenentwintig gedood en acht gewond geraakt. Aan Filipijnse zijde wordt het aantal slachtoffers rond de honderdvijftig geschat.

vrijdag 13 april 2012

13 april 1975: Ain el-Rammaneh incident

In de vroege ochtend van 13 april 1975, buiten de Notre Dame de la Delivrance-kerk in het Christelijke disctrict, Ain el-Rammaneh in oost-Beiroet vond er een woordenwisseling plaats tussen een dozijn gewapende guerilla's van de Palestine Liberation Organization (PLO) en enkele militiesoldaten van de Falangistische Kataeb Regulatory Forces (KRF) die voor een net ingewijde tempel waar een doopviering plaatsvond het verkeer aan het omleiden waren. De Palestijnen weigerden te worden omgeleid, de Falangisten probeerden ze met tegen te houden en er ontstond een vechtpartij waarbij uiteindelijk de chauffeur van de PLO-strijders werd doodgeschoten.
Een uur later vond er bij dezelfde kerk nog een incident plaats. Toen om 10.30 uur de gemeenteleden na de dienst voor de kerk stonden kwam er een groep gewapende mannen in burgervoertuigen, die behangen waren met posters van de Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP), een splintergroep van de PLO, aanrijden die plotseling het vuur openden op de kerkgangers en doodden er vier. De leider van de rechts-extremistische Falangistische Partij, Pierre Gemayel, was ook aanwezig, maar werd niet geraakt. De vader van het gedoopte kind kwam wel om, alsmede drie lijfwachten van Gemayel.
In de commotie die ontstond na deze aanval gingen gewapende milities van de KRF en de NLP Tijgers de straat op en richtten wegversperringen op in Ain el-Rammaneh en andere Christelijke districten in oost-Beiroet, waarbij ze voertuigen stopten en de identiteit van de inzittenden controleerden. In de westelijke districten, die gedomineerd worden door Moslims, deden Palestijnse facties hetzelfde.
In de overtuiging dat de aanval op de kerkgangers was uitgevoerd door Palestijnse guerilla's, uit wraak voor het eerdere incident waarbij de chauffeur omkwam, maakten de Falangisten plannen voor een tegenactie.
Net na het middaguur reed er een PLO-bus, met leden van het Arab Liberation Front (ALF) die terugkwamen van een politieke bijeenkomst, door Ain el-Rammaneh. De bus reed door de nauwe straten,  waar eerder de falangisten waren gedood was er nu een goep gewapende falangisten die, toen zij de bus zagen aankomen dit als een provocatie opvatten en het vuur openden. Zevenentwintig inzittenden kwamen om en negentien raakten er gewond.

Dit incident was het begin van een langdurige periode van wantrouwen en haat tussen de beide geloofsgroepen en leidde direct tot hevige gevechten in heel Libanon tussen milities van het KRF, de PLO en hun bondgenoten van de Lebanese National Movement (LNM) waarbij in drie dagen driehonderd doden vielen.
Het conflict escaleerde en mondde uit in een burgeroorlog die, ondanks internationale bemiddeling, twee jaar zou gaan duren en waarbij 80.000 doden vielen en die Libanon zestien jaar lang religieus verdeelde.

donderdag 12 april 2012

12 april 1945: Bevrijding Kamp Westerbork

Op 12 april 1945 bevrijdden Canadese soldaten het Kamp Westerbork bij Hooghalen (Drenthe). Westerbork was een doorgangskamp voor voornamelijk Joden die later op transport zouden gaan naar andere concentratiekampen zoals Auschwitz, Theresienstadt en Bergen-Belsen. Westerbork was in 1939 aangelegd om vluchtelingen uit Duitsland op te vangen. In 1942 namen de Duitsers het kamp in gebruik als doorgangskamp voor Joden, zigeuners, verzetsmensen en andere 'vijanden van Duitsland'.
In totaal hebben er 107.000 Joden in Westerbork gezeten, waarvan er 5.000 de oorlog hebben overleefd.

Hieronder een geluidloze film van een transport dat op 19 mei 1944 is vertrokken naar Auschwitz.

woensdag 11 april 2012

11 april 1945: De bevrijding van Buchenwald (SCHOKKEND BEELDMATERIAAL)

Op 11 april 1945 werd het concentratiekamp Buchenwald bevrijd door eenheden van de US 9th Armored Infantry Battalion. Hieronder een contemporain filmpje over de verschrikkingen in het kamp en het gedwongen bezoek dat de bevolking uit de omgeving aan het kamp moest brengen om hen te confronteren met wat er zich in hun achtertuin had afgespeeld. Een waarschuwing voor schokkend beeldmateriaal is op zijn plaats, dus: het filmpje kijken is op eigen risico.

woensdag 4 april 2012

4 april 1949: Ondertekening Noord-Atlantisch Verdrag

Op 4 april 1949 ondertekenden twaalf landen in Washington D.C. het Noord-Atlantisch Verdrag waarin zij afspraken elkaar te helpen mocht de Sovjet-Unie West-Europa aanvallen. Met de ondertekening van dit verdrag was de oprichting van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) een feit. Het belangrijkste stuk uit het verdrag is Artikel 5, waarin wordt afgesproken dat als er een aanval plaats vindt op één van de lidstaten, dit als een aanval op alle lidstaten beschouwd wordt. Tijdens de Koude Oorlog hebben zij deze afspraak niet na hoeven komen, maar op 4 oktober 2001, als direct gevolg van de aanvallen op het World Trade Center op 11 september, besloot de Noord-Atlanstische Raad om Artikel 5 in werking te laten treden en elkaar bij te staan in de strijd tegen het terrorisme onder de naam Operatie Eagle Assist.

De twaalf landen die aanvankelijk het verdrag ondertekenden waren: de Verenigde Staten, Canada, België, Denemarken, Frankrijk, Luxemburg, IJsland, Italië, Noorwegen, Portugal, het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Later volgden Griekenland en Turkije (beiden in 1952), West-Duitsland (1955), Spanje (1982), Tsjechië, Hongarije en Polen (alledrie in 1999), Bulgarije, de Baltische staten, Slowakije, Slovenië en Roemenië (allen in 2004) en Albanië en Kroatië (beiden 2009).

dinsdag 3 april 2012

Slag bij Al-Khafji, 1991


Na de succesvolle invasie van Koeweit door het Iraakse leger in augustus 1990 werd onder leiding van de Verenigde Staten een coalitie opgericht om te voorkomen dat de Iraakse president Saddam Hoessein zijn expansiedrift verder op zijn buurlanden zou  kunnen botvieren. Er werd in eerste instantie geprobeerd Hoessein met diplomatieke middelen te bewegen zijn troepen uit Koeweit terug te trekken, maar hem werd ook duidelijk te verstaan gegeven dat, als hij zijn troepen niet terugtrok uit Koeweit, een militaire interventie tot de mogelijkheden zou behoren. Ondanks de dreiging, weigerde Saddam gehoor te geven aan de oproep van de internationale gemeenschap om zich uit Koeweit terug te trekken en op 17 januari 1991 startte de coalitie een luchtoffensief.[1] De coalitie had twee doelen voor ogen. In de eerste plaats moest Saudi-Arabië verdedigd worden tegen verdere Iraakse expansie (Operatie Desert Shield) en ten tweede moesten de Iraakse troepen uit Koeweit worden gejaagd (Operatie Desert Storm). De luchtaanvallen waren er in eerste instantie op gericht om luchtoverwicht te krijgen, om daarna ongehinderd strategische doelen te kunnen bombarderen.

De bombardementen verliepen succesvol en de mogelijkheden van Saddam Hoessein om weerstand te kunnen bieden tegen de acties van de coalitie namen met de dag af. Hoessein moest dus iets doen om ervoor te zorgen dat de oorlog alsnog in zijn voordeel werd beslist. Hij wilde de coalitie tot een grondoorlog uitlokken. Tegen de bombardementen konden de Irakezen weinig doen, maar Irak beschikte over een groot grondleger en Saddam hoopte dat hij zijn tegenstanders op het land een nederlaag toe kon brengen. Mocht het niet lukken om de coalitie een beslissende nederlaag toe te brengen, dan hoopte Saddam dat er veel slachtoffers vielen aan geallieerde zijde, of dat er veel krijgsgevangenen werden genomen. Hiermee hoopte hij dat de wil van het Amerikaanse volk om verder te vechten zou worden gebroken.[2] In eerste instantie probeerde Saddam Hoessein een grondconflict uit te lokken door olievelden in brand te steken, maar toen dat niet leek te werken besloot hij Saudi-Arabië vanuit Koeweit binnen te vallen. Als doel koos Saddam het kustplaatsje Ras’ al-Khafji, ook wel kortweg al-Khafji of Khafji genoemd, dat op zo’n 10  kilometer van de Koeweiti grens in Saudi-Arabië ligt.[3] De operatie zou uitgevoerd moeten worden door gemechaniseerde infanterie- en pantsereenheden. In het westen zou, als afleidingsmanoeuvre, de 1e Mechanized Division van het IV Korps vanuit het bos van al-Wafra enkele observatieposten van de coalitie aanvallen. De 3e Armored Division en de 5e Mechanized Division van het III Korps zouden Khafji zelf aanvallen en de stad bezetten. Het was de bedoeling om Khafji weer te verlaten als de grondoorlog een feit zou zijn. Saddam had dan immers zijn doel bereikt en de eenheden moesten dan ergens anders ingezet worden.[4]

Langs de grens tussen Koeweit en Saudi-Arabië waren door de coalitie observatieposten (OP’s) opgericht. Deze OP’s werden bemand door verschillende speciale eenheden van de Verenigde Staten die nauwe contacten onderhielden met de Saudische troepen die verder van de grens gelegerd waren. Ook in Khafji zaten Amerikanen, en zij zouden dan ook de eersten zijn die de strijd moesten aanbinden met de Iraakse troepen.

De Slag bij Khafji



Ras’ al-Khafji ligt in Saudi-Arabië aan de Perzische Golf, ten zuiden van de grens met Koeweit. Ten westen en zuiden van de stad liggen zogeheten sabkhas, zoutmoerassen, in een verder overwegend woestijnachtig gebied. De 45.000 inwoners waren bij het starten van het luchtoffensief op 17 januari allemaal geëvacueerd en de stad was, op de aanwezige Amerikaanse mariniers na, een verlaten plaats.[5] Op zo’n 40 kilometer ten zuidenwesten van Khafji ligt al-Kibrit, waar een belangrijke bevoorradingspost van de mariniers was opgezet. 20 kilometer naar het zuiden ligt al-Mishab. Daar waren hoofdtroepen van de Saudische Nationale Garde (SANG) en de Ministry of Defense and Aviation (MODA), alsmede enkele Qatari eenheden gelegerd. De grens tussen Saudi-Arabië en Koeweit loopt vanaf de kust ongeveer 50 kilometer naar het westen en maakt daar een scherpe bocht naar het noorden, om vervolgens na wederom ongeveer vijftig kilometer met een scherpe bocht in westelijke richting af te buigen. Van de kust tot de tweede bocht is er als het ware sprake van een “L” met een voet, een hiel en een rug. Langs dit stuk lagen de OP’s van de Amerikanen, elk op ongeveer tien tot twintig kilometer van elkaar. Van oost naar west lagen, beginnend aan de kust ten noorden van Khafji, OP 8, OP 7, OP 2 en OP 1 tot aan de hiel. Deze werden ingenomen door eenheden van de 2nd Marine Division. Na de hiel lagen de OP’s 4, 5 en 6 van zuid naar noord, bezet door soldaten van de 1st Marine Division. De eenheden van de Saudi’s die niet in de omgeving van al-Mishab lagen, stonden op ongeveer 20 kilometer landinwaarts van de OP’s opgesteld.[6]

         In de dagen voordat de eigenlijke aanval begon, werden er al beschietingen uitgevoerd op de stellingen van coalitie. Deze werden beantwoord met bombardementen door de Amerikaanse Air Force en artilleristen van de mariniers. Op 28 januari begonnen de Irakezen zich te groeperen langs de grens. Dit werd opgemerkt door de Amerikaanse verkenners in de OP’s, maar er werd geen actie ondernomen omdat het commando een Iraaks offensief onwaarschijnlijk achtte. In de avond van 29 januari vielen de Iraakse eenheden vanuit al-Wafra de OP’s 1 en 2 aan, als onderdeel van de afleidingsmanoeuvre. Dit was succesvol want de Amerikanen dirigeerden alle beschikbare luchteenheden naar die sector. Ze dachten dat de bevoorradingsbasis bij al-Kibrit aangevallen werd. Ook reserve-eenheden werden naar Kibrit gestuurd, maar tot een echte confrontatie kwam het niet.[7] Naar het noorden bij OP 4 en OP 6 werd wel hevig gevochten. De mariniers werden daar in eerste instantie verdreven van hun observatiepost, maar de luchtmacht zorgde ervoor dat de Irakezen hun aanval staakten en zich terugtrokken.[8]

         Niettemin waren de Irakezen in hun opzet geslaagd. Na enkele inleidende bombardementen op OP 7 wisten ze praktisch ongemerkt en ongehinderd de grens over te komen en Khafji binnen te dringen.[9] De Amerikaanse mariniers werden overvallen, konden geen weerstand bieden en moesten zich terugtrekken. De meesten slaagden erin via de sabkhas al-Mishab te bereiken, maar enkelen werden gedwongen zich in Khafji zelf schuil te houden. Op veel luchtsteun hoefden zij niet te rekenen, want die was bijna volledig aan de strijd in het westen toebedeeld. Toch konden de mariniers wel een rol van betekenis vervullen. Ze waren goed op de hoogte van de Iraakse posities in de stad en konden Central Command op de hoogte houden van de bewegingen van de Irakezen. Khafji werd vrijwel zonder slag of stoot ingenomen, wat een succes voor de Irakezen betekende. [10]

         De Saudische koning was woedend en eiste dat Khafji zo snel mogelijk werd heroverd. De Amerikanen zagen de verzameling van Iraakse troepen rondom en in Khafji als een uitgelezen kans deze uit te schakelen en wilden hen aanvallen, voordat ze zich konden terugtrekken in Koeweit. Er werd snel een plan bedacht om de aanval in te zetten. De Saudis wilden de Irakezen zelf, zij het gesteund door de Qatari, uit Khafji verjagen. Het plan was om de Iraakse communicatielijn ten noorden van Khafji af te snijden en de Irakezen vervolgens tot de overgave te dwingen. Het 5th Battalion 2nd SANG kreeg de taak om, ondersteund door de 8th MODA Brigade, de kustweg ten noorden van Khafji in te nemen en de benadering van Khafji zelf vanuit het zuiden was de taak van de Qatari brigade en het 7th Battalion 2nd SANG. Ondanks dat de Saudi’s de aanval voornamelijk zelf wilden uitvoeren, werden zij toch gesteund door de Amerikaanse artillerie en de - inmiddels voor Khafji vrijgemaakte - Air Force. [11]

         In de ochtend van 30 januari vielen de Saudische troepen Khafji en de kustweg aan. In het noorden slaagde de operatie, maar de aanval op Khafji zelf mislukte. De voorbereiding van de Saudi’s liet te wensen over en de aanval werd ongecoördineerd uitgevoerd. Ze schoten in het wilde weg en met alles wat ze hadden. De Irakezen probeerden in het noorden versterkingen naar de stad te sturen, maar deze werden opgevangen door de eenheden van het 5th Battalion. Na een kort maar  hevig gevecht gaven de Iraakse soldaten zich in groten getale over. De luchtaanvallen op de troepen in Khafji werden in de loop van 30 januari steeds heviger en de Iraakse bevelhebber aldaar, generaal Salah Aboud, vroeg zelfs toestemming om zich terug te mogen trekken.[12]

         In de ochtend van 31 januari bombardeerden Amerikaanse artillerie de Iraakse posities in Khafji. De Saudische troepen waren op dat moment bezig met de voorbereiding van een tweede poging om Khafji te heroveren. Ditmaal werd de voorbereiding wel serieus genomen en - gesteund door Amerikaanse Cobra helikopters en Harrier vliegtuigen -vielen ze Khafji opnieuw aan. De Iraakse troepen in Khafji beseften steeds meer dat ze er alleen voor stonden en dat hun positie kansloos was. Niettemin bleven ze weerstand bieden tegen de aanvallen van de Saudis en de Qatari.[13] De gevechten duurden de hele dag tot het donker werd. De volgende ochtend hervatten de coalitietroepen hun aanvallen en in de middag van 1 februari was Khafji bevrijd van de Iraakse troepen.[14]

         De verovering van Khafji was een succes voor de Irakezen. Ze waren in staat gebleken om een groot grondoffensief te starten en Khafji, ondanks de overmacht van coalitietroepen, twee dagen in bezit te houden. De verovering van Khafji resulteerde in het grondoffensief waar Saddam op had gehoopt. Maar bij de gevechten verloor hij veel van zijn troepen en was zijn leger niet meer in staat de gewenste slachtoffers te maken bij de Amerikanen en zo de wil van het Amerikaanse volk te breken. Voor de Amerikanen was de Slag bij Khafji vooral een bevestiging van de superioriteit van het luchtwapen over grondtroepen en werd de kwaliteit van de Iraakse troepen duidelijk.[15] De coalitie zou weinig van ze te vrezen hebben bij het grondoffensief. De Saudische troepen hadden laten zien dat zij in staat waren om met succes strijd te leveren en hadden zo een rol in de grondoorlog verdiend.[16] 



[1] Paul W. Westermeyer, U.S. Marines in Battle: Al-Khafji, 28 JANUARY – 1 FEBRUARY 1991 (Washington D.C. 2008) 1.
[2] Westermeyer, U.S. Marines in Battle, 3.
[3] Ibidem, 4.
[4] Westermeyer, U.S. Marines in Battle, 5.
[5] Ibidem, 9.
[6] Westermeyer, U.S. Marines in Battle, 9.
[7] Thomas Houlahan, Gulf War: The Complete History (New London 1999) 70.
[8] Houlahan, Gulf War, 73.
[9] Ibidem, 75.
[10] Westermeyer, U.S. Marines in Battle, 22.
[11] Westermeyer, U.S. Marines in Battle, 27.
[12] Ibidem, 30.
[13] Houlahan, Gulf War, 82.
[14] Ibidem, 83.
[15] Westermeyer, U.S. Marines in Battle, 33.
[16] Houlahan, Gulf War, 83-85.

maandag 2 april 2012

2 April 1982: De invasie van de Falklands


Hieronder een telexconversatie tussen de telexoperateur van de gouverneur van de Falklands en het Britse Ministerie van Defensie in Londen. Duidelijke taal, er was geen houden aan:

LON (London): HELLO THERE WHAT ARE ALL THESE RUMOURS WE HEAR THIS IS LONDON
FK (Falklands): WE HAVE LOTS OF NEW FRIENDS
LON: WHAT ABOUT INVASION RUMOURS
FK: THOSE ARE THE FRIENDS I WAS MEANING
LON: THEY HAVE LANDED
FK: ABSOLUTELY
LON: ARE YOU OPEN FOR TRAFFIC IE NORMAL TELEX SERVICE
FK: NO ORDERS ON THAT YET ONE MUST OBEY ORDERS
LON: WHOSE ORDERS
FK: THE NEW GOVERNORS
LON: ARGENTINA
FK: YES
LON: ARE THE ARGENTINIANS IN CONTROL
FK: YES YOU CAN'T ARGUE WITH THOUSANDS OF TROOPS PLUS ENORMOUS NAVY SUPPORT WHEN YOU ARE ONLY 1600 STRONG. STAND BY.

woensdag 21 maart 2012

21 maart 1945: Operatie Carthago

Operatie Carthago was een Britse luchtaanval op Kopenhagen die werd uitgevoerd op 21 maart 1945. Het doel was het Shellhus, het hoofdkwartier van de Gestapo in het centrum van de stad. Het gebouw werd gebruikt als archief voor de opslag documenten en om Deense burgers te martelen. Een soortegelijke aanval op het hoofdkwartier in Aarhus in 1944 was een succes geweest.

Er was om een bombardement verzocht door leden van het Deense verzet omdat zij hoopten dat er leden van hun organisatie bevrijd zouden kunnen worden en dat voor de Gestapo belangrijk documentatie vernietigt zou worden. Aanvankelijk weigerden de Britten de aanval uit te voeren omdat zij het een te gevaarlijke operatie vonden. Het complex lag midden in de stad en er zou laag gevlogen moeten worden om een succesvolle aanval uit te voeren. Uiteindelijk werd, na herhaaldelijke verzoeken van de Denen, toch besloten om tot het bombardement over te gaan.

De aanval werd in drie golven uitgevoerd door in totaal achttien Havilland Mosquito's van de Royal Air Force, die daarbij werden beschermd door dertig Mustang F.III gevechtsvliegtuigen om Duitse vliegtuigen uit de buurt te houden en om FLAK-geschut uit te schakelen.

De vliegtuigen stegen vroeg in de morgen op en bereikten Kopenhagen rond 11.00 uur. De aanval werd zeer laag uitgevoerd, op rooftop level. Tijdens de eerste aanval botste één Moqsuito tegen een lantaarnpaal waarbij deze zijn vleugel beschadigde en op anderhalve kilometer van het doel in een school neerstortte. Diverse bommenwerpers in de twee volgende aanvalsgolven zagen de brandende school aan voor het Gestapo-hoofdkwartier en loosden hun bommen op de school waardoor er 125 Deense burgers omkwamen, waaronder zesentachtig schoolkinderen.

De volgende dag werden er verkenningsvluchten gemaakt om de aan het doelwit toegebrachte schade in kaart te brengen. De schade was groot en de westelijke vleugel van het gebouw was totaal vernietigt en het gebouw stond volledig in de brand.

De aanval was succesvol en de operaties van de Gestapo in Denemarken ondervonden er grote hinder van. Tevens wisten achttien gevangenen te ontsnappen. Vijfenvijftig Duitse soldaten, zevenenveertig Deense medewerkers van de Gestapo en acht gevangenen kwamen om. Vier Mosquito's en twee Mustangs waren neergestort waarbij negen RAF-vliegers omkwamen. 

Deze verliezen staan uiteraard in schril contrast met de slachtoffers die er in de school waren gevallen.  Hadden de Britten voet bij stuk moeten houden? Hun stelling dat  het een te gevaarlijke missie zou zijn bleek niet ongegrond. Blijkbaar woog het nemen van een dergelijk risico toch op tegen de eventuele noodlottige gevolgen. 
Onnodige burgerslachtoffers zijn helaas niet altijd te voorkomen en wie weet hoeveel levens er gespaard zijn door het succes van de aanval. Collateral damage, zullen we maar zeggen....


donderdag 8 maart 2012

Video: Russische anti-tank honden

Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben de Russen honden ingezet tegen de Duitse pantsers, waarschijlijk bij een gebrek aan fatsoenlijk anti-tank materieel.

donderdag 1 maart 2012

1 maart 1901: Oprichting Australische Leger

In navolging van de oprichting van het Commonwealth Australia op 1 januari 1901, waarbij de zes Australische kolonies opgingen in één natie onder de vleugels van het Britse Commonwealth, werd op 1 maart van datzelfde jaar het Australische Leger opgericht. Voorheen hadden de zes kolonies milities die door de Britse regering ook in andere overzeesegebiedsdelen werden ingezet bij conflicten.

Tijdens zijn bestaan is het Australische Leger ingezet bij een groot aantal grote conflicten, waaronder: de Tweede Boerenoorlog(1899–1902), de Eerste Wereldoorlog(1914–1918), de Tweede Wereldoorlog (1939–1945), de Koreaanse Oorlog (1950–1953), Maleise Opstand (1950–1960), de Konfrontasi tussen Maleisië en Indonesië (1962–1966), de Vietnam Oorlog (1962–1973) en meer recent in Afghanistan (2001 – heden) en Irak (2003 – heden). Sinds 1947 is het Australische Leger ook betrokken geweest bij verschillende vredesmissies, meestal onder de auspiciën van de Verenigde Naties. De grootste deelname begon in 1999 op Oost-Timor. Andere noemenswaardige operaties zijn de vredeshandhaving op Bougainville en op de Solomon Eilanden, die momenteel nog steeds lopen. Humanitaire hulp door het Australische Leger, wat onder de naam Operation Sumatra Assist in de Indonesische provincie Atjeh gegeven werd na de aardbeving in de Indische Oceean in 2004, eindigde op 24 maart 2005.

bronnen: http://en.wikipedia.org/wiki/Australian_Army, http://en.wikipedia.org/wiki/History_of_the_Australian_Army en http://images.mocpages.com/user_images/20160/12403392182_SPLASH.jpg