Onderstaande paper schreef ik in het tweede jaar van mijn studie Geschiedenis.
November 2005.
|
Bron: http://samilitaryhistory.org/vo113nnc.jpg |
Inleiding
De Tweede Boerenoorlog begon op 11 oktober 1899 nadat er op het door de Boeren op 9 oktober gestelde ultimatum aan de Britten niet werd gereageerd. De Boeren hadden het ultimatum gesteld nadat de Britse regering had besloten extra troepen te sturen naar de Kaap Kolonie en eisten hun terugtrekking. De reden dat de Britten besloten om tropen naar de grens met Transvaal te sturen was dat de regering van de Zuid-Afrikaanse Republiek (onder leiding van president Paul Krüger) weigerde volledig burgerrecht toe te kennen aan de zogenaamde "Uitlanders" (niet-Boerse immigranten). De Boeren echter dachten dat de Britten eigenlijk achter het goud aan zaten (wat in 1885-1886 in Transvaal was ontdekt) en het niet toekennen van de burgerrechten als een mooi excuus zagen een groot leger op de been te brengen om zich de goudvelden toe te eigenen .
Nadat de Britten twee dagen lang niet gereageerd hadden op het door Paul Krüger gestelde ultimatum, besloten de twee Zuid-Afrikaanse republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat om de Britse Kaapkolonie en Natal binnen te vallen. De twee republieken hadden in een traktaat afgesproken dat indien een van beide landen werd aangevallen elkaar bij te staan. De Boeren waren aanvankelijk succesvol en belegerden de steden Kimberley, Mafeking en Ladysmith. Het eerste daarop volgende Britse offensief werd met succes door de Boeren afgeslagen. Het tweede Britse offensief, onder Lord Roberts verliep voor de Britten succesvoller en Roberts slaagde er zelfs in de hoofdsteden van Oranje-Vrijstaat en Transvaal (respectievelijk: Bloemfontein en Pretoria (1 juni 1900)) te veroveren .
Tegen het einde van 1900 besloten de Boeren over te gaan tot het voeren van een guerrillaoorlog. Gedurende vijftien maanden bestreden de Boerencommando’s te paard het professionele Britse leger. Maar eind mei 1902 besloten ze het op te geven. De Boerencommando’s waren moegestreden en ze waren niet bereid hun vrouwen en kinderen, die door Lord Kitchener in concentratiekampen waren opgesloten, nog langer door een hel te laten gaan. Op 31 mei 1902 eindigde de oorlog met de Vrede van Vereeniging .
Hierboven staat de loop van de oorlog kortbeschreven. Het is een algemene samenvatting zoals iedereen die kan lezen in bijvoorbeeld een encyclopedie. Er ontbreekt echter nog een belangrijk aspect in de meeste van deze samenvattingen. Namelijk: Wat was de rol van de inheemse, zwarte, Afrikaanse bevolking? Wat was de rol van de Zoeloes, Xhosas, Baralong, Bakhatlas en andere Bantoevolken die al eeuwen in Zuid-Afrika woonden? Wat waren de gevolgen van de Tweede Boerenoorlog voor deze mensen? Was er sprake van een “white men’s war”? Om op deze vragen een antwoord te vinden ben ik op zoek gegaan naar bronnen die, (soms in zijn geheel, soms gedeeltelijk) iets vertellen over de rol van de zwarte Afrikanen in de Tweede Boerenoorlog. Ik richt mij in dit onderzoek alleen op de rol van de zwarte Afrikanen en niet op die van de overige kleurlingen.
Op een lijn
Aan het begin van de Tweede Boerenoorlog waren zowel de Britten als de Boeren van mening dat het verstandig was de zwarte Afrikanen niet in de oorlog te betrekken.
De Boeren vonden de zwarten “inferieure wezens” die niet in de oorlog gebruikt konden worden. De Britten waren bang om zich de woede van de rest van Europa en Amerika op de hals te halen als ze overgingen tot het gebruiken van zwarten ten behoeve van hun eigen oorlog. De Boeren waren van mening dat het actief participeren van de zwarten, de mensheid aan het wankelen zou brengen en vonden het onverstandig de zwarten te laten vechten voor een zelfde soort vrijheid als waar zij zelf voor vochten . Zowel de Boeren als de Britten waren bang dat de zwarte Afrikanen het idee zouden krijgen dat ze blanken konden overwinnen indien ze meededen aan de strijd .
De Zoeloes stonden voor het uitbreken van de oorlog op niet al te goede voet met de Boeren. Toch vroegen de Britten de Zoeloes neutraal te blijven indien er een oorlog zou uitbreken. De Boeren op hun beurt vroegen de Zoeloes passief te handelen en de blanken elkaar te laten bevechten . Hierover waren de beide strijdende partijen het in ieder geval eens. De Zoeloes moesten neutraal blijven.
Beleidsverandering
Toch werd er al vrij snel na het uitbreken van de oorlog gebruik gemaakt van zwarten en kleurlingen (voornamelijk Indiërs). Aanvankelijk onbewapend met taken als: wagenmenners, verkenners, gravers van loopgraven en hoeders van het vee. Op 31 oktober 1899 werd een zwarte verkenner gevangen genomen door de Britten. Hij was aan het spioneren voor de Boeren . De participatie van zwarte Afrikanen werd met argusogen bekeken. Critici van zwarte deelname spraken hun ongerustheid uit over het, volgens hen, te verwachten gedrag van de zwarten. Ze waren bang dat de zwarten de doden zouden verminken en de vrouwen en kinderen doden.
Het bewapenen van zwarte Afrikanen kwam langzaam maar zeker ook op gang. In januari 1900, reeds drie maanden na het begin van de oorlog, werden gewapende Zoeloe-politiemannen, die het magistraat van Nquthu bewaakten, door Boeren gevangen genomen. Vanaf de zelfde maand, of zelfs al eerder, werden abaThembu door de Britten bewapend en ingezet als actieve deelnemers aan de strijd. Ze hadden zelfs een Boereninvasie van hun grondgebied weten af te slaan. In februari van dat zelfde jaar schoten Zoeloes die loopgraven aan het graven waren met Britse wapens op Britse troepen . Lord Kitchener was na deze incidenten een verklaring schuldig en verdedigde het bewapenen van de zwarten met het argument dat het nodig was voor de zelfverdediging van deze mensen . De zwarten werden natuurlijk niet tot de tanden bewapend, ze kregen de minst moderne wapens om, mochten ze bijvoorbeeld in opstand komen. De Britten moesten wel het overwicht houden.
Mafeking
De meest beschreven participatie van zwarte Afrikanen aan de Tweede Boerenoorlog is de strijd om Mafeking dat in handen was van de Britten. Mafeking is een goudstadje en werd vanaf 14 oktober 1899 omsingeld door de Boeren. Het mocht niet in handen vallen van de Boeren vanwege het goud. De inwoners van Mafeking waren voornamelijk blanken. Naast de officiële inwoners bood Mafeking ook onderdak aan gevluchte Bantoes uit de Rand. De verdediging van Mafeking was in handen van kolonel Robert Baden Powell (later de oprichter van de scouting jeugdbeweging) die een garnizoen van 1200 man (behalve de officieren geen beroepsmilitairen) onder zijn bevel had. Ook bewapende Baden Powell 300 aanwezige Bantoes die de “Black Watch” genoemd werden. Baden Powell hoopte dat zij voor het beslissende overwicht in de strijd zouden zorgen .
Het beleg van Mafeking duurt 217 dagen. In die tijd wordt er weinig gevochten. De gevechten beperkten zich veelal tot het over en weer schieten met de stukken geschut. De Boeren gebruikten bij de beschietingen de Long Tom, een 155 mm kanon wat hun zwaarste wapen was. Tijdens de beschietingen gedurende het hele beleg komen maar 4 blanke burgers om. Het aantal slachtoffers onder de Bantoes ligt veel hoger, namelijk op 329. Vijf Bantoes werden terechtgesteld door het zeer strenge regime van Baden Powell. Hij wilde een voorbeeld stellen om de Bantoes onder de duim te houden .
Gedurende het beleg slonken de aanwezige voedselvoorraden in rap tempo.
Baden Powell zette alle inwoners op rantsoen, alleen waren er grote verschillen tussen de rantsoenen voor de Bantoes en die voor de blanken. Baden Powell schreef op 14 november 1899 in zijn dagboek het aantal dagen dat de twee groepen konden doen met de hun toegewezen rantsoenen. De blanken konden nog 134 dagen vooruit, de zwarte Afrikanen slechts 15 . Buiten de oneerlijke verdeling van de rantsoenen werden de Bantoes ook regels opgelegd die niet voor de blanken golden. Ze moesten altijd betalen voor hun eten, terwijl ze ontzettend arm waren, en er werd hun verboden brood te kopen . Daar kwam nog bij dat er blanken waren die rantsoenen van de zwarten afpakten. Dit is jarenlang een geheim gebleven.
Naarmate de rantsoenen opraakten werden de meeste Bantoes gedwongen paardenvoer te eten, dat was wel in grote hoeveelheden aanwezig. Sommige Bantoes konden zelfs niet anders dan de lijken van dode honden op te graven en op te eten .
Baden Powell vond het daarnaast nodig om tientallen hongerige Bantoes te geselen en enkelen die voedsel gestolen hadden terecht te stellen om zo de situatie in de hand te houden .
De situatie voor de Bantoes verslechterde met de dag en de Britten deden daar niets aan omdat ze vonden dat de Bantoes de stad mochten verlaten als ze wilden. Diegene die dat wilden konden alleen naar de Boeren en die zaten ook niet bepaald op hen te wachten. Op een gegeven moment komt er een oplossing, Plumer richt op 100 kilometer afstand van Mafeking een opvangkamp in waar ongeveer 1200 Bantoes naar toe vertrokken .
De omstandigheden waaronder de daar aanwezige Bantoes leefden gedurende het beleg van Mafeking waren mensonterend. De “Black Watch” had een belangrijk aandeel in de verdediging van Mafeking maar, kreeg daarvoor nooit de erkenning die ze verdiende . De zwarte Afrikanen hebben tijdens het beleg van Mafeking geleden zonder ooit enige vorm van genoegdoening.
Zoeloes
Op 25 maart 1901 werd de noodtoestand uitgeroepen ten noorden van de Thukela-rivier om de oorlog tot een snel einde te brengen. Er werd een oorlogswet aangenomen die het officieel toestond de Zoeloes te bewapenen. Alle mannelijke Zoeloes werd bevolen zich te bewapenen en te schikken onder het bevel van kolonel H.R. Bottomley. Het doel was om de Boeren veestapel ten zuiden van de Thukela-rivier aan te vallen en de Boeren die zich daar bevinden dwingen over te geven. Van 4 tot 6 april overvielen 6000 Zoeloes de Boeren en de actie was een groot succes; er werden grote hoeveelheden vee en wapens als buit meegenomen. .
Na deze krijgshandeling moesten de meeste Zoeloes hun wapens wel weer inleveren. Anderen (ongeveer 3000 Zoeloes) mochten de wapens behouden voor het geval de militaire situatie zou veranderen .
Op 8 maart 1902 werd koning Dinuzulu gevraagd of hij 250 man kon sturen om generaal Bruce Hamilton bij te staan. Dinuzulu stemde toe (alsof hij een keus had). De aBaqulusi sloten zich bij de troepen van Dinuzulu aan, om de Boeren een lesje te leren, waardoor de groep soldaten groeide tot 1000 man .
Na deze strijd beval de Boerengeneraal Louis Botha om de imzi (hutten) van de aBaqulusi in brand te steken als vergelding voor hun deelname aan de strijd. Daarnaast beval hij ook de bezittingen te confisqueren en de vrouwen en kinderen weg te jagen. Als reactie hierop lokten de a Baqulusi een veldslag uit met de Boeren waarin aan beide kanten slachtoffers viellen .
Na de oorlog moesten de Zoeloes weer gewoon aan het werk op de boerderijen (althans, zij die dat voor de oorlog ook al deden) .
De Zoeloes kregen geen vergoeding voor hun deelname aan de strijd en moesten alle wapens weer inleveren bij de Britten. Voor de Zoeloes veranderde er niets in hun positie na de oorlog. Ze waren gewoon weer ondergeschikt aan alle blanken en ze kregen geen erkenning voor hun daden voor de Britten . Sterker nog, hun land werd in bezit genomen voor de blanken .
Conclusie
Zowel de Boeren als de Britten hebben gebruik gemaakt van de zwarte bevolking in Zuid-Afrika, zij het in verschillende mate. De Boeren hebben de inheemse bevolking voornamelijk gebruikt als verkenners, veehoeders en wagenmenners, terwijl de Britten de zwarte Afrikanen, naast het verplichten tot uitvoeren van dezelfde taken als bij de Boeren, actief lieten deel nemen aan de strijd. Het Britse leger heeft naar schatting 100.000 zwarten in dienst gehad en de Boeren 10.000 . De door de Britten bewapende Zoeloes hebben het de Boeren knap lastig gemaakt en de “Black Watch” speelde een doorslaggevende rol in het beleg van Mafeking.
De term “white men’s war”, zoals lange tijd gebezigd na de oorlog, is volledig misplaatst. De zwarten hadden een groter aandeel in de oorlog dan destijds werd erkend. Ook hedendaagse historici willen nog wel eens de rol van de zwarte Afrikanen onderkennen. De grote historicus op het gebied van de Boerenoorlog Thomas Pakenham verhaalt alleen over de rol van de zwarten in zijn verslag van het beleg van Mafeking. De Nederlandse historicus Math Verstegen schrijft in zijn nabeschouwing terecht dat de zwarte Afrikanen ook hebben geleden maar, in de hoofdstukken van zijn boeken zien we daar weinig van terug (behalve wederom het beleg van Mafeking). Daarom is het goed dat er auteurs zijn zoals Jabulani Maphalala en Hulme T. Siwundhla die proberen de Tweede Boerenoorlog te belichten vanuit het oogpunt van de inheemse bevolking van Zuid-Afrika en zo een andere kijk geven op de gebeurtenissen tijdens de Tweede Boerenoorlog.
De drie jaar die de Tweede Boerenoorlog duurde zijn voor de zwarte Afrikaanse bevolking in Zuid-Afrika een verschrikking geweest. Ze werden naar goeddunken van Boeren dan wel Britten ingezet, zonder er zelf iets over te zeggen te hebben. De schattingen van gesneuvelde zwarte Afrikanen lopen uiteen van 7.000 tot 12.000 en in de concentratie kampen voor zwarten stierven er nog eens meer dan 16.000 . De zwarte bevolking heeft nooit erkenning, genoegdoening dan wel compensatie voor verloren bezittingen of familieleden gekregen. De situatie voor de zwarte Afrikanen veranderde niet door de oorlog: ze bleven tot eind twintigste eeuw gebukt gaan onder het juk van de blanke “meester” die alles voor ze bepaalde.
Literatuurlijst
- Maphala, J.S., ‘The Zulus and the Boer War’, History Today 50 (2000) 46-50.
- Pakenham, T., The Boer War (Londen 1993).
- Pakenham, T., ‘Africans in the Boer War’, Journal of African history 27 (1986) 573-575.
- Siwundhla, H.T., ‘White ideologies and non-european participation in the Anglo-Boer War, 1899-1902’, Journal of black studies 15 (1984) 223-234.
- Verstegen, M., De onnodige Boerenoorlog Deel 1 (Zaltbommel 2003).
- Verstegen, M., De onnodige Boerenoorlog Deel 2 (Zaltbommel 2005).